Een meteoor knalde vorig jaar met een zware explosie uit elkaar boven de aarde, maar tot nog toe wist niemand dat. Het is de op een na grootste meteoorknal die in de afgelopen eeuw is geregistreerd, na de ruimterots die in 2013 ontplofte nabij Tsjeljabinsk in het Russische Oeralgebied.
Peter Brown van de University of Western Ontario in Canada ontdekte de meteoor in metingen van minstens zestien meetstations verspreid over de hele wereld. De reusachtige vuurbal kwam de dampkring binnen op 18 december, 00.50 uur (Nederlandse tijd), boven de Beringzee, een deel van de Grote Oceaan tussen Rusland en Alaska.
De meteoor had een diameter van tien meter, woog 1400 ton en sloeg in met een kracht die gelijkstaat aan 173 kiloton TNT, schreef Brown op Twitter. De kracht van die inslag was ongeveer tien keer zo sterk als die van de atoombom die in 1945 op Hiroshima viel.
Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...
De meteoor explodeerde in de lucht boven het aardoppervlak, zegt Alan Fitzsimmons van Queen’s University Belfast in het Verenigd Koninkrijk. ‘Het moet erg spectaculair geweest zijn’, zegt hij.
De explosie is waargenomen door infrageluidstations over de hele wereld, die geluidsgolven oppikken met een dermate lage frequentie dat mensen ze niet kunnen horen. Deze stations zijn oorspronkelijk geïnstalleerd tijdens de Koude Oorlog om kernexplosies op te sporen.
Infrageluid
Dit is de op twee na grootste inslag in de recente geschiedenis, na Tsjeljabinsk en een zware explosie die plaatsvond in Siberië in 1908. Bij die laatste, een gebeurtenis die bekendstaat als de Toengoeska-explosie of Grote Siberische Explosie, werden naar schatting tachtig miljoen bomen omver geblazen in een gebied van meer dan tweeduizend vierkante kilometer.
‘Als je de infrageluidsgolven ziet, weet je onmiddellijk dat er een inslag is geweest of dat er een grote hoeveelheid energie vrijgekomen is’, zegt Fitzsimmons. Om de locatie en de bron van een explosie te berekenen, moeten gegevens van verschillende meetstations gecombineerd worden. Dat kan verklaren waarom er wat vertraging was in het openbaar maken van de vondst.
De explosie boven de Beringzee werd ook opgepikt door de meetstations van de Amerikaanse overheid die vuurballen – buitengewoon heldere meteoren – opsporen. Hun sensoren pikken elektromagnetische straling op in de vorm van infrarood en zichtbaar licht.
Buurplanetoïden
Verschillende observatiegroepen speuren regelmatig de hemel af op zoek naar planetoïden in de buurt van de aarde, zegt Chris Mattman van het NASA’s Jet Propulsion Laboratory. NASA gebruikt een monitoringsysteem en onderzoekt van bekende planetoïden hoe groot de kans is dat ze in de komende eeuw inslaan.
De aarde wordt regelmatig getroffen door kleine objecten, zegt Brandon Johnson van Brown University in Rhode Island. ‘Als je naar buiten gaat op een heldere nacht, dan kun je kleine meteoroïden zien verbranden in de atmosfeer’, zegt hij. Maar vele daarvan worden nooit opgemerkt, doordat 75 procent van de aarde bedekt is met water. Grotere inslagen komen minder vaak voor, doordat er minder grotere planetoïden zijn.
Beter beeld
Op basis van inventarisaties van de planetoïden tussen de vijf en vijftig meter in diameter zou je verwachten dat dergelijke objecten minder vaak de aarde zouden moeten neerkomen dan in werkelijkheid gebeurt. ‘Dat impliceert dat er misschien meer kleine planetoïden zijn dan we zien met onze telescopen’, zegt Fitzsimmons. De huidige telescopen kunnen goed objecten detecteren van een paar honderd meter of meer in diameter. Voor kleinere objecten zijn ze minder gevoelig. Fitzsimmons verwacht dat hier in de toekomst verandering in komt, omdat de technologie steeds verbetert.
Ruimtepuin maakt het moeilijk om planetoïden in de gaten te houden, zegt Mattmann. Vooral nu het aantal satellieten toeneemt doordat miniatuursatellieten commercieel verkrijgbaar zijn.
‘We moeten echt proberen meer kleinere objecten te volgen zodat we een beter beeld hebben van welke dreiging we van boven mogen verwachten’, zegt Johnson.