Het is een van de drie vragen die astronoom Vincent Icke het vaakst te horen krijgt zodra mensen ontdekken dat hij sterrenkundige is: bestaat er leven buiten de aarde?
Het is een vraag waar Christiaan Huygens, Ickes grote wetenschappelijke voorbeeld, al in de zeventiende eeuw op papier over filosofeerde. Een vraag bovendien die sinds pakweg honderd jaar de hoofdrol speelt in allerlei sciencefictionseries,
-boeken en -films. De zoektocht naar buitenaards leven heeft zichzelf stevig verankerd in de tijdgeest.
Hoewel die zoektocht pas voltooid is wanneer we eindelijk oog in oog staan met een van onze kosmische buren, betekent dat niet dat je er niet nu al iets zinnigs over kunt zeggen. We leven immers voor het eerst in een tijd waarin we onze buitenaardse speculaties kunnen onderbouwen met stevige, exacte wetenschap.
Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...
En dus besloot Icke deze vraag eens uitvoerig te lijf te gaan. Dat juist hij dat doet, is niet vreemd. Hoewel Icke een verdienstelijke wetenschappelijke carrière heeft, vergaarde hij de afgelopen jaren in het publieke domein vooral bekendheid vanwege zijn zeldzame vermogen doorbraken uit de frontlinie van zijn vakgebied te vertalen naar een breed publiek.
In zijn jacht op het antwoord op de ultieme publieksvraag maakte Icke een rondgang door biologie, genetica, kosmologie en natuurkunde en tekende hij steeds de huidige stand van de wetenschappelijke kennis op. Het resultaat beschrijft hij in Reisbureau Einstein, alweer zijn zeventiende populairwetenschappelijke boek.
Waarom besloot u antwoord te zoeken op de vraag of we alleen zijn in het heelal?
‘Over dit onderwerp is veel praat in omloop. Ik wilde systematisch kijken naar de stand van de wetenschap. Wat weten we nu echt? De zoektocht naar leven buiten de aarde is al ontzettend oud. In de oertijd waren er mensen die dachten: zouden in de volgende vallei ook mensen wonen?
‘Toen we vervolgens de aarde verder verkenden, kwamen we overal mensen tegen. Die verkenningsdrang maakt dat we ergens in de zestiende, zeventiende eeuw serieuzer gingen schrijven over leven buíten onze planeet.’
Is dat nu nog relevant, wat we in de zeventiende eeuw dachten?
‘Ja. Mijn grote liefde in dat opzicht is Christiaan Huygens. Hij was een van de weinigen die zich bekommerden om het karakter van buitenaardse wezens. Ik citeer dat ook in het boek. Hij zegt dat je wezens kunt tegenkomen die we “niet zonder schrik zoude aanschouwen, schoon het met Reden en spraak begaafd was.”
‘Als je op een buitenaardse planeet iets tegenkomt dat eruitziet als een gigantische kreeft met scharen en antennes en dat soort dingen, hou er dan rekening mee dat jouw schrik eigenlijk niet van belang is. Dat eng ogende wezen zou zomaar eens met rede en spraak begaafd kunnen zijn. Dat idee is mij altijd heel dierbaar geweest.’
U schreef eerder ook al drie boeken over Christiaan Huygens. Wat hebt u met hem?
‘Als ik zijn werk lees, voelt het alsof hij het speciaal voor mij heeft gemaakt. Voor míjn lol. Hier in Leiden mocht ik in de universiteitsbibliotheek met witte handschoentjes door zijn werken bladeren. Een stuk papier vast te houden dat door Christiaan Huygens in 1640, 1650 is beschreven met aantekeningen en figuren en berekeningen was een onvoorstelbare gewaarwording. Je weet niet wat je overkomt.’
Is Huygens de reden dat u boeken schrijft?
‘Dat niet, maar we hebben wel dezelfde motivatie. In zijn boek Cosmotheoros, dat hij schreef voor zijn oudere broer Constantijn, haalt Huygens een uitspraak aan van de Griekse filosoof Archytas: “By aldien iemand in den Hemel was geklommen, en de natuur van de Wereld, en de schoonheid der Starren doorzien had, dat die verwondering hem onvermakelijk zou zijn, daar ze hem anders groot vermaak zou gegeven hebben, ten zij hy iemand had, aan wien hy ‘t konde vertellen.”
‘Datzelfde voel ik ook sterk. Als je iets moois hebt meegemaakt, wil je het delen. Zo ook met dit boek. Dit is een fantastisch onderwerp, waar ik zelf erg mee bezig ben. Dat wil ik dan aan anderen laten zien.
‘Daar komt nog bij dat dit specifieke vraagstuk uitgerekend iets is waar de snoeiharde wetenschap waarmee ik me bemoei, een raakvlak heeft met wat mensen zich in het algemeen afvragen.
‘Het is niet voor niets dat veel mensen mij steeds vragen of er leven buiten de aarde is wanneer ze in de gaten krijgen dat ik astrofysicus ben. De andere twee zijn overigens: “Wat was er voor de oerknal?” en “Wat zijn zwarte gaten?”’
Als Reisbureau Einstein echt zou bestaan, zouden mensen daarmee diep de kosmos in kunnen vliegen. Is bemande ruimtevaart de toekomst?
‘Voor wetenschappelijk onderzoek zijn sondes en robots natuurlijk verreweg het beste, daar heb je geen mensen voor nodig. Maar voor wetenschappelijk avontuur moet je mensen aan boord hebben, dat is duidelijk. Bemande ruimtevaart is heel leuk, heel spannend. En moedig. Ik zou het zelf niet aandurven.
‘Het ligt er dus aan wat je wilt. Wil je een andere planeet koloniseren, dan is het flauwekul om mensen te sturen. Als je het aardse leven wilt overplanten naar andere planeten, kun je het beste celletjes sturen.
‘Het complete genoom van onze hele planeet – alles dat hier leeft – past in een stuk of vijf, zes zeecontainers. Dat is niet zo moeilijk om uit te rekenen. Zelf gaan is dan echt niet nodig.’
Mis niet langer het laatste wetenschapsnieuws en meld je nu gratis aan voor de nieuwsbrief van New Scientist.
Lees verder: