De Italiaanse fysicus Carlo Rovelli duikt met een nieuw boek in een theoretisch bedenksel: het witte gat. Zwarte gaten hebben een redelijke naamsbekendheid bij het grote publiek. In Witte gaten introduceert hoogleraar theoretische natuurkunde Carlo Rovelli hun veel minder bekende kosmische tegenhangers.
Witte gaten zijn, zoals hun naam al een beetje verraadt, conceptueel gezien het tegenovergestelde van zwarte gaten. Waar zwarte gaten alle materie opslokken, stoten witte gaten juist alles uit. En zoals het onmogelijk is om uit een zwart gat te ontsnappen, is het net zo min mogelijk om ooit een wit gat binnen te dringen. Het is alsof je een film van een zwart gat omgekeerd afspeelt.
Dat ze veel minder bekend zijn, is niet verwonderlijk: in tegenstelling tot zwarte gaten zijn deze witte objecten nog nooit waargenomen, laat staan gefotografeerd. Het zijn vooralsnog puur theoretische concepten die volgen uit de theorie van Einstein.
Rovelli weeft kunst en wetenschap door elkaar, en put rijkelijk uit oude mythologieën en gedichten. Nadeel is wel dat hij dit zo scheutig doet dat het de vaart uit het verhaal haalt. Pas halverwege komt hij met een uitleg van wat die witte gaten precies zijn.
Witte gaten neemt de lezer mee op reis door de mysterieuze wereld van de kosmos, waar tijd en ruimte voor iedereen iets anders lijken. Door de literaire flair van Rovelli weet je als lezer af en toe gelukkig toch te ontsnappen aan de zware materie.