Dromen dieren? In dit prachtige boek beschrijft filosoof David Peña-Guzmán waarom zijn antwoord een volmondige ‘ja’ is.
Het is lastig te bepalen of een dier droomt. Je kunt ze moeilijk ’s ochtends bevragen wat ze die afgelopen nacht hebben meegemaakt. We hebben dus maar geluk dat sommige dieren hun gevoelens aan het oppervlak dragen. Neem octopus Heidi. Zij sliep in haar aquarium toen haar lijf plots van kleur verschoot. Van wit naar geel, naar rood, en dan gevlekt. Octopusonderzoeker David Scheel had dit typische patroon wel vaker gezien, namelijk als Heidi een krab ving en hem opat. Voor Scheel was het duidelijk: Heidi droomde van de jacht.
Toch ligt de droomkwestie volgens biologen ingewikkeld. Binnen de biologie geldt immers de regel dat je geen menselijke gevoelens mag projecteren op dieren. Je mag alleen externe beschrijvingen van hun gedrag optekenen. De rest is het domein van filosofen.
Over de grenzen
Gelukkig is Peña-Guzmán thuis in beide vakgebieden. In Wanneer dieren dromen overtreedt hij de grenzen die biologen wellicht te zeer beperken. Want het standpunt dat dieren niet dromen, is onhoudbaar, zegt Peña-Guzmán. Hij overtuigt je daarvan met uitgebreide beschrijvingen van experimenten waarbij allerlei dromende beesten de revue passeren, van vinken die tijdens hun slaap dezelfde neuronen activeren als bij hun dagelijkse gezang, tot chimpansees die duttend gebarentaal gebruiken.
Peña-Guzmán vraagt zich ook af of dat gedroom betekent dat dieren bewustzijn hebben en welke ethische gevolgen dat heeft. Dromers zijn emotioneel en creatief, stelt hij. Kunnen we dan nog rechtvaardigen dat we dieren als minder behandelen? Of doen we onze mededromers daarmee ernstig tekort?