Historicus Gerard Aalders vertelt hoe de wetenschap zich met vallen en opstaan losrukte van de kerk.
Zaterdag 22 oktober 4004 voor Christus. Op die dag is alles ontstaan. Tenminste, volgens de 17e-eeuwse geestelijke en wetenschapper James Ussher. Nu denken wetenschappers dat het heelal al 13,8 miljard jaar bestaat. Er wordt daarom vaak lacherig gedaan over Usshers datering. Toch was die helemaal niet slecht onderbouwd. Ussher had alleen één verkeerde aanname gedaan: alles wat in bijbelboek Genesis staat, is waar.
In Van oerknal tot eindtijd vertelt historicus Gerard Aalders hoe wetenschappers zich langzaam uit de wurggreep van de kerk hebben bevrijd. De ondertitel – De geschiedenis van het heelal, de aarde en de mens – doet denken aan de bestsellers van Yuval Harari en Bill Bryson. De eerste hoofdstukken lijken hier ook op. In grote lijnen beschrijft Aalders de ontwikkeling van het heelal en de evolutie van de mens. Hij geeft veel informatie over uiteenlopende onderwerpen, maar springt vaak van de hak op de tak en noemt veel termen zonder uitleg.
Het boek wordt origineler en fascinerender als de kerk in beeld komt. Met mooie voorbeelden laat Aalders zien hoe het vertrouwen in Genesis het dateringsonderzoek voortdurend in de weg stond. Zo hadden studies van kometen en fossielen louter als doel om het moment van de zondvloed vast te pinnen. Zelfs natuurkundigen als Newton en Kelvin lieten zich misleiden door hun geloof.
Aalders’ vorige boeken gingen vaak over de Nederlandse monarchie. Dit boek omvat veel meer – in het begin iets te veel. Maar de historische verhalen die volgen, zijn buitengewoon interessant.