Hersenonderzoeker en beginnend musicus Erik Scherder laat zien dat muziek het brein op tal van positieve manieren beïnvloedt.
In december ging hij met pensioen, maar rustiger is het bepaald niet geworden voor neuropsycholoog Erik Scherder. Hij is regelmatig op televisie te zien in actualiteitenprogramma’s en onlangs nog stelde hij een special van New Scientist samen.
Ondanks (of juist dankzij?) zijn drukke bestaan is Scherder recent begonnen met vioolspelen. En hoewel hij zich zelf een ‘matig violist’ noemt, wordt hij dolgelukkig en fit van het repeteren. Zoals Scherder zelf zegt: ‘Of je nu naar muziek luistert, muziek maakt of een lied zingt; het draagt allemaal bij aan de ontwikkeling van de hersenen.’
Het is de centrale boodschap geworden van zijn nieuwe boek Singing in the brain. Net als in voorganger Laat je hersenen niet zitten (2014) combineert Scherder een inhoudelijk sterk verhaal met een aanstekelijke schrijfstijl. In vijftien hoofdstukken vertelt hij over de unieke samenwerking tussen muziek en de hersenen. Voor allerlei facetten van muziek, zoals klanken, ritme en zang, legt Scherder uit welke neurale netwerken een rol spelen wanneer je met die facetten te maken hebt. Daarbij verwijst hij veelvuldig naar wetenschappelijke en populairwetenschappelijke publicaties.
Vrolijk of verdrietig
Na zes introducerende hoofdstukken duikt Scherder de diepte in en onderzoekt hij wat de rol is van muziek bij emoties of slaap. Scherder beantwoordt de vraag waarom je vrolijk of juist verdrietig wordt van een bepaald muziekstuk en wat er precies gebeurt in de netwerken en hersengebieden. Vanaf dan wordt het lastig om het boek weg te leggen. Juist bij de hoofdstukken die handelen over de zwaardere onderwerpen – wat doet muziek met mensen met autisme of de ziekte van Parkinson – werkt de schrijfstijl van Scherder bevrijdend. Hij schrijft zoals hij ook in het openbaar praat.
Alle hoofdstukken worden afgesloten met casestudy’s, hetgeen de afwisseling ten goede komt. Zoals het verhaal van Willem Philipsen, ooit succesvol gitarist bij Postmen en Anouk, die op zijn drieëntwintigste een hersenbloeding kreeg. De enige dissonant in het boek is het interview met John Ewbank en Tjeerd Oosterhuis aan het einde, dat gaat over hoe een nummer een hit wordt. ‘Samenwerken is de sleutel tot succes,’ zegt Oosterhuis om vervolgens met nog meer clichés op de proppen te komen. Lees daar overheen, want voor de rest is Singing in the brain met verve geslaagd.