Journalist Jan Walraven legt uit waarom het datakapitalisme het einde voor onze privacy betekent en hoe we deze privacy weer kunnen heroveren.
Een systeem dat ons constant volgt, in een vakje stopt en deze informatie verhandelt. Het klinkt als een aflevering uit de dystopische serie Black Mirror, die een wereld toont die wordt beheerst door big data en sociale controle, maar het is dichterbij dan je denkt. De datadictatuur bestaat zelfs al: zo schreef de westerse pers vol ongeloof over het sociaal kredietsysteem dat de Chinese overheid op haar burgers aan het testen was.
In het Westen wordt deze fictieve wereld ook langzaam realiteit. Google en Facebook turen met verrekijkers door onze ramen en wij zetten de gordijnen wagenwijd open. Dagelijks verzamelen talloze bedrijven online informatie over ons om die vervolgens te verkopen. Er is een enorme datahandel gaande, en wel met onze privégegevens.
In deze wereld van big data kunnen we niet zonder algoritmen. Dankzij deze formules zijn we in staat om enorme hoeveelheden informatie te verwerken en om orde te scheppen in de chaotische informatiestroom. Ze worden gebruikt om je geaardheid te voorspellen, je persoonlijkheid in kaart te brengen en je gemoedstoestand in te schatten. Volgens Jan Walraven, journalist en schrijver van het boek De diefstal van de eeuw, is onze privacy ver te zoeken.
Google en Facebook zijn nog maar het topje van de ijsberg. Met het internet of things zijn het niet alleen websites die je traceren, maar alle slimme apparaten om je heen. Innovatieve huizen en smart cities komen zo steeds dichterbij, terwijl onze privacy langzaam in een zwart gat verdwijnt.