Evolutiebioloog Richard Dawkins laat in Het wonder van vliegen zien hoe vogels, insecten en zoogdieren erin slagen de zwaartekracht te overwinnen.
De veelbesproken evolutiebioloog Richard Dawkins, auteur van onder andere De zelfzuchtige genen en God als misvatting, richt zich in zijn nieuwste boek op een neutraler, maar zeker niet minder interessant thema: vliegen. De centrale vraag in Het wonder van vliegen is: waarom hebben dieren vleugels ontwikkeld? Maar ook: als vleugels kennelijk evolutionaire voordelen hebben, waarom zijn sommige beesten ze dan in de loop van de evolutiegeschiedenis weer kwijtgeraakt?
De reden is dat er in evolutie continu compromissen worden gesloten. In het geval van vliegen bestaat er een precair evenwicht tussen de voordelen van vliegen en de grote moeite die het kost om vleugels te groeien en te gebruiken.
Vleugels bieden duidelijke voordelen bij onder meer het vinden van voedsel, en het voorkomen dat je zelf voedsel wordt. Maar zodra vliegen hiervoor niet meer noodzakelijk is, verliezen dieren hun vleugels in (voor evolutionaire begrippen) rap tempo. Dit gebeurt vaak op eilanden, de snelkookpannen van de evolutie. Vleugels zijn essentieel om hier terecht te komen, maar eenmaal ter plaatse zijn er vaak weinig natuurlijke vijanden, en kunnen dieren alles te voet af. Vleugels worden dan nodeloze ballast.
Ideeën in stapjes
Want hoe jaloersmakend de vliegkunsten van vogels ook zijn, vliegen kost veel energie, zoals we ook weten van onze eigen vliegmachines. Ook op die vliegers gaat Dawkins uitgebreid in: waarom blijven ze in de lucht, en wat zijn de overeenkomsten en verschillen met vogels? Interessant is Dawkins’ redenering over het ontwerpproces van vliegtuigen, dat hij door een evolutionaire bril bekijkt. Zo is straalaandrijving niet plotsklaps bedacht, maar ging er een lange geschiedenis van uitvindingen aan vooraf die min of meer op een straalmotor lijken. Een idee ontwikkelt zich in stapjes, en net als bij het mengen van genen door seksuele voortplanting, worden de ideeën van ingenieurs ook continu gemengd en aangepast.
Dawkins voert je langs de grote variatie aan dieren die zich allemaal op een unieke manier door de lucht bewegen. Hij bespreekt niet alleen het wonder van het vliegen zelf, maar ook andere waanzinnig interessante trucjes die gevleugelden zich eigen hebben gemaakt, zoals de echolocatie van vleermuizen en de navigatiemethoden van trekvogels. Dankzij Dawkins’ aanstekelijke enthousiasme en de prachtige illustraties van Jana Lenzová vlieg je door het boek heen.