We worden dagelijks doodgegooid met ‘groene leugens’ die we maar al te graag geloven. Kathrin Hartmann houdt ons in haar boek een spiegel voor. Die spiegel is niet groen, maar inktzwart.
Duurzaamheid is als seks onder tieners: ze zeggen allemaal dat ze het doen, maar eigenlijk doet niemand het daadwerkelijk. En als ze het al doen, dan doen ze het heel erg matig. Dat dit geen grapje is, maar de harde werkelijkheid, toont Kathrin Hartmann in Groene leugens. En ze doet er nog een schepje bovenop. Bedrijven zeggen niet alleen dat ze groen en sociaal bezig zijn, ze gebruiken deze claims ook om hun producten aan de man te brengen. Het belangrijkste lifestyle-accessoire van de 21e eeuw is niet een iPhone, maar een rein eco-geweten. Wij zijn maar al te gevoelig voor groene marketing, maar we zijn niet al te kritisch op de fabeltjes waar dit op is gebaseerd.
George Clooney laat ons bijvoorbeeld geloven dat we met het drinken van een kopje Nespresso niet alleen onze darmen, maar ook ons geweten kunnen schoonspoelen. Terwijl het eigenlijk gewoon een veel te duur koffiesysteem is dat een berg afval oplevert, de aluminiumvoorraad opmaakt en koffieboeren uitbuit. Op een soortgelijke manier maakt Hartmann vele bedrijven op sarcastische toon met de grond gelijk. Bedrijven die er ecologisch en sociaal gezien eigenlijk beter helemaal niet hadden kunnen zijn, krijgen allerlei keurmerken en doen ons geloven dat ze de wereld beter maken.
Je zou misschien denken dat multinationals de grote boze wolf uithangen en dat de overheid de prins op het witte paard is die ons uit hun klauwen kan redden. Maar ook hier kom je bedrogen uit. Zo vertrouwt de Amerikaanse overheid blindelings op het rapport van oliebedrijf BP wat betreft de conclusie dat alle gevolgen van de grootste milieuramp in de historie van de VS zijn uitgewist. In 2010 stroomde er 780 miljoen liter olie de Golf van Mexico in. De gevolgen voor het milieu zijn wel degelijk nog steeds in de wijde omgeving merkbaar. De overheid? Die haalt haar schouders op.
Gelukkig vliegt men van de ene naar de andere conferentie om het klimaat te redden. Hopelijk nemen deze wereldverbeteraars dit boek dan mee in hun handbagage, zodat ze hoog in de lucht, een ronkende kerosinemotor op de achtergrond, de ironie van de situatie kunnen inzien. Maar dit confronterende, met veel humor geschreven boek is niet alleen voor wereldverbeteraars verplichte kost. Hopelijk zorgt het ervoor dat iedereen voortaan feit van groene fabel scheidt.