In Het lichaam neemt de bekroonde wetenschapsschrijver Bill Bryson je mee op reis door je eigen lijf. Hij schuwt daarbij de schaduwzijde niet.
Zo’n 25 jaar woon ik nu in Amsterdam. In die tijd ben ik in musea in Parijs, Barcelona en New York geweest, maar het Paleis op de Dam heb ik nog nooit bezocht. Raar eigenlijk. Soms vergeet je blijkbaar hoe interessant iets kan zijn wat zo dichtbij is. Tenzij iemand je er even op wijst.
Mijn lichaam bewoon ik zelfs al meer dan 45 jaar, maar daar weet ik nog veel minder over dan over de stad waarin ik woon. Gelukkig heb ik nu de ultieme reisgids gevonden die me kan rondleiden tot in de kleinste achterafstraatjes.
Bill Bryson is in Nederland het bekendst van zijn bekroonde bestseller Een kleine geschiedenis van bijna alles, waarin hij de verworvenheden van de wetenschap toegankelijk maakte voor een groot publiek. Het in 2003 verschenen boek ging ruim 150.000 keer over de toonbank. Het gros van Brysons oeuvre bestaat echter uit reisboeken. Het is dan ook niet zo gek dat de ondertitel van zijn nieuwste boek, over het menselijk lichaam, ‘Een reisgids’ luidt.
Smerig werkje
Bryson neemt je mee op ontdekkingstocht door je eigen lijf en heeft bij elke halte een smeuïg verhaal te vertellen. Sommige dingen wist je misschien al, maar blijven fascinerend om te horen. Zeker zoals Bryson ze opschrijft: ‘In de seconde sinds je deze zin begon te lezen, heeft je lichaam een miljoen rode bloedcellen aangemaakt.’ Van andere dingen is het juist opmerkelijk dat niemand ze weet. Je linkerhersenhelft stuurt de rechterhelft van je lichaam aan, maar waarom is dat eigenlijk zo?
Zoals het een echt goede reisgids betaamt, kent Bryson de locals en brengt hij je met ze in contact. Hij heeft teruggegrepen naar zijn journalistieke roots en is met zijn notitieblok academische ziekenhuizen en onderzoekscentra binnengestapt om verslag te doen van wat daar gebeurt. Dat deed hij vooral in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, maar hij ging bijvoorbeeld ook langs bij geneticus Hans Clevers van de Universiteit Utrecht.
Verder laat Bryson zien wat een smerig werkje het vergaren van kennis over het menselijk lichaam kan en kon zijn, met soms onduidelijke ethische grenzen die af en toe duidelijk overschreden werden. Zo laat hij ons kennismaken met Pierre Barbet.
Deze Franse chirurg was nogal geobsedeerd door de fysieke vraagstukken die kwamen kijken bij de kruisiging van een mens. In de jaren dertig deed hij een reeks nogal lugubere experimenten met lijken van echte mensen op houten kruisen en verschillende typen spijkers die hij door verschillende delen van de handen en polsen sloeg. Zo kwam hij tot de conclusie dat je bij een kruisiging geen nagels door de handpalmen moet slaan, zoals je meestal in schilderijen en kruisbeelden ziet. Dan scheuren de handen kapot. Nee, doe het door de polsen; die zijn veel robuuster.
Luguber verhaal, maar wel de bron van veel van onze kennis over de relatieve kracht van de hand en de pols. Of zoals onze reisgids droogjes concludeert: ‘Zo kruipt de kennis van de mensheid voort.’