In Een kleine geschiedenis van intelligentie onderzoekt techondernemer Max Bennett het ontstaan en de structuur van menselijke intelligentie, en de mate waarin deze overeenkomt met AI.
Hoewel Max Bennett als CEO en voormalig Goldman Sachs-bankier op zijn zachtst gezegd een wat ander profiel heeft dan de meeste schrijvers wiens boeken New Scientist recenseert, valt op het wetenschappelijke gehalte van Een kleine geschiedenis van intelligentie niks aan te merken. Ondanks Bennetts achtergrond als techondernemer gaat het grootste deel van het boek over menselijke in plaats van kunstmatige intelligentie. Daar waar het wel over algoritmen gaat, brandt Bennett zich nergens aan vergezichten of dystopische toekomstbeelden.
Artificiële domheid
Het boek gaat niet alleen in op artificiële intelligentie, maar ook op artificiële domheid. Sommige cognitieve taken zijn voor mensen eenvoudig, maar voor algoritmen vrijwel onmogelijk. Het is voor een computer simpel om een grootmeester schaken te verslaan, maar ongelooflijk complex om te bedenken hoe een vaatwasser moet worden ingeruimd. Bennetts uitleg van de werking van AI helpt enorm om te begrijpen wat de beperkingen ervan zijn.
Qua inhoud is het sterk, maar qua vorm had het boek origineler gekund. Alleen al de titel roept een déjà vu op. Je kunt inmiddels een boekenkast vullen met alle Een kleine geschiedenis van-boeken. Naast hun titel hebben deze vaak een vrijwel identieke opbouw en een onvermijdelijke inhoudelijke overlap.
Deze kleine geschiedenis leert je veel over het menselijk brein, maar is op zijn sterkst wanneer Bennett vanuit expertise schrijft. Zo’n boek kan voorlopig alleen door mensen geschreven worden.