In Dinogedrag neemt paleontoloog Michael J. Benton de lezer mee door de wereld van de dinosauriërs. Hoe zagen deze enorme dieren eruit en hoe overleefden ze?

Michael J. Benton opent zijn boek Dinogedrag met een correctie: het beeld van een sprintende T. rex die zijn doodsbange prooi bestormt is achterhaald. In werkelijkheid was deze dino helemaal niet zo snel: hij kon zo’n 27 kilometer per uur lopen. Wat er voor Benton toe doet, is niet zozeer dat feitje, maar vooral hoe we onderscheid kunnen maken tussen feit en fictie als het gaat om dinosauriërs.

Aan de hand van kritisch onderzoek naar fossielen neemt Benton de lezer mee langs allerlei aspecten van het leven van deze uitgestorven reptielen. Hoe slim waren ze? Wat aten ze? Hoe plantten ze zich voort? Door fossielen van dinosauriërs te vergelijken met kennis over de biologie van hedendaagse soorten, leert de lezer niet alleen iets over dinogedrag, maar ook over het leven en functioneren van levende reptielen, vogels en zelfs zoogdieren.

Het boek staat vol interessante en verrassende feitjes. Zo zagen dinosauriërs kleuren waarschijnlijk anders dan wij en waren de eieren van Deinonychus daarom blauwgroen, zodat ze niet te veel opvielen in nesten op de grond. Ook nam het gewicht van een baby-Apatosaurus soms met meer dan 5000 kilogram per jaar toe; waarschijnlijk de hoogste groeisnelheid ooit.

Doordat Benton zoveel onderwerpen aanstipt, blijft de tekst af en toe wat oppervlakkig. Gelukkig neemt hij de tijd om controversiëlere onderwerpen binnen de paleontologie wel uitgebreid te behandelen, zoals de vragen of alle dinosauriërs veren hadden en of ze warmbloedig waren. De tekst gaat vergezeld van mooie afbeeldingen en het boek bevat uitleg over allerlei verschillende methodes waarmee paleontologen het uiterlijk en innerlijk van de dino reconstrueren. Zo transformeert Dinogedrag de uitgestorven dinosauriër van een mythisch wezen in een veelzijdig dier van vlees en bloed.