De relaties tussen mens en dier beter begrijpen, dat is het doel van wetenschappers die zich bezighouden met dier-mensstudies. Maarten Reesink schreef met Dier en mens een fijne rondleiding door dit nieuwe vakgebied.
Katten hebben er totaal geen moeite mee voedsel aan te nemen van je vijand, zo kopten allerlei sites onlangs. Dat bleek uit een experiment waarbij de dieren hun baas verwoede pogingen zagen doen een doos open te maken; één aanwezige vreemde stak de helpende hand toe, de ander weigerde. Waar honden bij eerdere experimenten vervolgens weinig op bleken te hebben met de niet-helpende vreemde, accepteerden de katten zonder problemen lekkere hapjes van beiden. Maar maakt dat katten inderdaad tot egoïstische aso’s? Of kijken we dan al te zeer met een mensenblik naar deze dieren en hoe zij de wereld beleven?
Die laatste overweging hoort tot het vakgebied dat centraal staat in dit boek: human-animal studies of dier-mensstudies. Die maken geen deel uit van de biologie, legt auteur Maarten Reesink uit. Ze zijn een combinatie van allerlei disciplines met als doel om de relaties tussen mens en dier te bestuderen. (Waarbij aangetekend dat mensen natuurlijk eigenlijk óók dieren zijn.)
Prima gids
Dat multidisciplinaire karakter blijkt duidelijk uit het boek. Geschiedenis, religie, filosofie, biologie, psychologie, ecologie, media- en cultuurwetenschappen passeren allemaal de revue. In heldere, prettig lezende teksten navigeert Reesink van de Oud-Griekse filosoof Aristoteles naar de Nederlandse primatoloog Frans de Waal, en van de schattige Mickey Mouse naar de dreigende Jaws.
Die brede insteek heeft wel tot gevolg dat het boek niet één Groot Punt maakt. Dier en mens wil vooral een rondleiding zijn door een vrij nieuwe tak binnen de wetenschap. Gelukkig blijkt Reesink een prima gids.