Met De paddenstoel aan het einde van de wereld pleit Anna Lowenhaupt Tsing niet voor vooruitgang, maar voor stilstaan en bezinning.
We leven tegenwoordig in het Antropoceen – het tijdperk van de mens. Velen zien hier de triomf van onze soort in, maar het tegenovergestelde blijkt steeds meer waar te zijn. Hoewel velen van ons leven in welvaart en overdaad, gaat dat ten koste van de natuur. Of zoals Tsing het zegt: ‘Onbedoeld en ongepland heeft de mens een puinhoop gemaakt van onze planeet.’ Dat klinkt zwaarmoedig, maar dat is niet wat Tsing wilt overbrengen. Haar boodschap is er juist een vol optimisme. Dat doet ze door ons een nieuw, origineel perspectief te bieden: dat van een matsutake-paddenstoel.
De matsutake – populair in de Japanse keuken – staat in haar boek symbool voor het teveel in ons leven, voor de overvloed en het ongecontroleerde, maar ook voor het doorzettingsvermogen van de natuur. Zelfs in een wereld die wij zo hebben veranderd, triomfeert de schimmel tussen de overblijfselen. Paddenstoelen geven ons het voorbeeld van hoe je gezamenlijk kunt overleven. Zo zet Tsing ons met haar intrigerende denkwijze subtiel maar stevig op onze plek: in een netwerk met alle organismen om ons heen. Ze pleit voor bescheidenheid en nieuwsgierigheid, op een enorm overtuigende manier.