Wat als er nu een heel grote vulkaan zou uitbarsten? Of een sterke zonnestorm de aarde zou raken? Journalist Toon Verlinden zocht het uit voor zijn boek Code Rood.

Waar gaat Code Rood over?

Code Rood gaat over natuurrampen die in de afgelopen tweehonderd jaar hebben plaatsgevonden, maar die onze moderne maatschappij nog niet zo sterk heeft meegemaakt. Ik behandel er vier: een grote zonnestorm, een vulkaanuitbarsting, een meteorietinslag en een pandemie (de coronapandemie was volgens Verlinden in vergelijking met bijvoorbeeld de zwarte dood of de Spaanse griep vrij mild, red.) In het boek praat ik met onderzoekers over de vraag: wat als zo’n ramp nu nog eens op grote schaal zou plaatsvinden?’

Hoe ontstond het idee om dit boek te schrijven?

‘Ik wilde al heel lang iets schrijven over meteorietinslagen. Toen ik daar onderzoek naar begon te doen, kwam de zonnestorm er ook al snel bij piepen. En toen dacht ik: misschien zijn er nog meer rampen waarvan we niet beseffen dat ze kunnen plaatsvinden. Daarover heb ik ook gebabbeld met Lieven Scheire, omdat die met een vergelijkbaar idee rondliep. Samen hebben we nagedacht over wat de boeiendste rampen zijn om verder te onderzoeken. Ik ben uiteindelijk gegaan voor natuurrampen. Ik had het ook over een kernoorlog kunnen hebben, maar ik wilde echt gaan voor rampen waarvan men zegt “het zal wel”, totdat er opeens één plaatsvindt.’

Voor wie hebt u het boek geschreven?

‘Ik heb het geschreven voor mensen die meer inzicht willen hebben in hoe de wereld werkt. Het boek is opgebouwd rond verhalen. Ik vertel bijvoorbeeld over de uitbarsting van de vulkaan Tambora en over een Rus die op zoek ging naar een meteoriet die insloeg in Siberië. Met die verhalen heb ik het boek zo toegankelijk mogelijk proberen te maken. Soms leest het een beetje thrillerachtig.’

Kwam u nog uitdagingen tegen tijdens het schrijven?

‘Ja. Als je een boek schrijft over meteorieten, hoef je je alleen maar te verdiepen in meteorieten. Maar dit boek gaat over vier verschillende rampen, dus ik moest vier keer zoveel informatie verzamelen. Dan zijn er zo veel boeiende dingen om te vertellen. Het boek is ongeveer 60 duizend woorden lang, maar in het begin had ik 120 duizend woorden. Ja, dan is het schrappen, schrappen, schrappen. Maar het voordeel is dat je dan wel echt de goudklompjes overhoudt.’

Bent u zelf bang voor een natuurramp?

‘Nee; wel ben ik blij dat ik er nu meer over weet. Mensen denken soms dat het een soort doomsday -boek is, maar dat is absoluut niet mijn bedoeling. Ik wil verwondering opwekken bij mensen en laten zien waar wetenschappers allemaal mee bezig zijn. Uiteindelijk hoef jij, als lezer van het boek, niet wakker te liggen van deze rampen. Het is vooral belangrijk dat er íémand van wakker ligt, namelijk de wetenschappers die ik spreek.

In het boek geef ik ook allerlei suggesties om zelf aan de slag te gaan. Wil je bijvoorbeeld de dichtstbijzijnde vulkaan bezoeken? Dat kan, want die ligt in Duitsland. Wil je meteorieten of planetoïden in de gaten houden? Dat kan; daar is keicoole software van NASA voor beschikbaar. Ook zijn veel van de plekken die ik in het boek heb bezocht toegankelijk voor iedereen. Dus angst is er niet, maar wel verwondering. En ik zou iedereen aanraden om daarmee aan de slag te gaan.’