Hoe is het om voet te zetten op een van de meest ongerepte en afgelegen gebieden ter wereld? En wat onderzoeken wetenschappers precies op het snelst opwarmende stukje aarde? Dat vertelt journalist Frank von Hebel in zijn boek Expeditie Spitsbergen.

Hoe kwam u terecht op deze expeditie naar Spitsbergen?

‘Ik raakte betrokken via het Arctisch Centrum en onderzoeker Maarten Loonen, die deze wetenschappelijke expeditie organiseerde naar het oostelijke deel van Spitsbergen. Tijdens de coronapandemie was reizen uitdagend, maar eenmaal aan boord wist ik: dit is een unieke kans. Het gebied in Oost-Spitsbergen is behoorlijk ontoegankelijk; je komt er alleen per schip. Het was de hunkering naar het onbekende in combinatie met nieuwsgierigheid die me over de streep trok.’

Waar gaat uw boek precies over?

‘De dagen die we op Spitsbergen doorbrachten vormen de rode draad van het boek. Daarnaast interviewde ik wetenschappers die mee waren op de expeditie en ook anderen die eerder baanbrekend onderzoek in het gebied deden. Denk aan de Nederlandse walvisvaart of de eerste expedities in de jaren zestig van studenten die een winter lang onder primitieve omstandigheden onderzoek deden. Ik vertel ook zijdelings over de geschiedenis van Spitsbergen en de tijd van de ontdekkingsreizigers. Het boek beschrijft het werk van de wetenschappers die het klimaat, de bodem, de natuur en de dieren op Spitsbergen onderzoeken – het snelst opwarmende gebied ter wereld.’

De flaptekst begint met de vraag ‘zijn we te laat?’ Wat is uw antwoord daarop?

‘Het is een vraag zonder eenvoudig antwoord, en juist daarom doen wetenschappers onderzoek op Spitsbergen. Mijn indruk is dat de klimaatverandering een bijna onomkeerbare richting lijkt op te gaan, zelfs als we nu radicaal van koers veranderen. Dat zie je heel goed terug op Spitsbergen, bijvoorbeeld aan het terugtrekkende zee-ijs en de ijsberen die zich daardoor meer op het land bevinden. Tegelijkertijd toont de natuur veerkracht. Dieren passen zich aan nieuwe omstandigheden aan. Denk aan brandganzen, die een andere omgeving zoeken omdat ijsberen hun eieren opeten. Dat gezegd hebbende, de veranderingen hebben grote gevolgen voor soorten die zich juist aan die speci­fieke omgeving hebben aangepast. En dat roept vragen op over wat er gebeurt als het daar warmer wordt en nieuwe soorten het gebied koloniseren. Misschien groeien er over een tijd wel bomen op Spitsbergen; wie zal het zeggen?’

Wat is u het meest bijgebleven van de expeditie?

‘De eindeloze uitgestrektheid van het landschap. Het was adembenemend, puur en onaangetast. Geen bordjes, geen paden, geen koffietentjes, helemaal niet – alleen natuur. Voor de geharde biologen was dat wellicht normaal, voor mij was het een bijzondere ervaring die ik nooit zal vergeten. Maar terug in onze drukke bewoonde wereld kon ik ook wel weer heel snel wennen aan dat kopje koffie op de hoek van de straat, hoor!’

Wat was de grootste uitdaging tijdens het schrijven van uw boek?

‘Mijn grootste uitdaging was rechtdoen aan de verhalen van de wetenschappers. Hun onderzoek vormt de kern van het boek. Ik moest complexe, genuanceerde informatie vertalen naar een toegankelijk verhaal, zonder afbreuk te doen aan de wetenschap. Zonder de inspanningen van de wetenschappers zouden we veel minder weten over Spitsbergen. Zonder hen had dit boek ook nooit kunnen bestaan.’