De insectencrisis maakt ons bewust van een ramp van ongekend formaat.
De vlinder is zo’n beetje het enige insect dat op brede waardering kan rekenen, terwijl de miljoenen andere soorten ook allemaal belangrijke functies vervullen in ons ecosysteem. Gezien het tempo waarmee hun populaties afnemen, zullen we ze binnenkort moeten missen. In De insectencrisis schetst Oliver Milman de contouren van deze stille ramp.
Het boek geeft een uiteenzetting van hoe de ene na de andere soort verdwijnt – vaak nog voordat iemand aan de bel kan trekken. Door de onderlinge afhankelijkheid tussen planten, zoogdieren en insecten kan het uitsterven van een soort een domino-effect in gang zetten. Toch is er bij het publiek weinig bekend over dit probleem.
Een mogelijke reden daarvoor is dat de wetenschap er zelf ook niet veel over weet. Dat er steeds sneller soorten uitsterven, en dat dat op termijn een groot probleem wordt, staat vast. Hoe snel die soorten uitsterven en wat de oorzaken en gevolgen zijn, is veel vager.
Dit valt Milman niet aan te rekenen, maar zorgt er wel voor dat je als lezer het gevoel krijgt met een berg losse puzzelstukjes rampspoed te zitten. Toch is duidelijk dat het eindplaatje niet noodzakelijk zichtbaar hoeft te zijn om in actie te komen. Herstel van biodiversiteit kent alleen maar winnaars, en is dé manier om ons tegen een taxonomische apocalyps te beschermen.
Na het lezen van De insectencrisis zul je mieren en wespen niet langer als ongedierte beschouwen en het misschien zelfs begrijpen als zij ons wel zo zien. Er is nog tijd om hun habitat te herstellen. En dat moet, anders zal onze eigen soort misschien als laatste dominosteentje omvallen.