21 sterren en 3 neppers vormen de cast van een boek waarin astronoom Giles Sparrow zijn lezers overspoelt met informatie.
Voor astronoom Giles Sparrow is de sterrenhemel gesneden koek. Hij kent talloze rode reuzen, witte dwergen en andere soorten sterren. In De geschiedenis van het heelal in 21 sterren (en 3 bedriegers) doet hij een dappere poging om een aantal sterren aan de lezer voor te stellen.
Aan de hand van anekdotes over zijn voorgangers, zoals Johannes Kepler en Nicolaas Copernicus, leidt hij de lezer langs de ontdekking van bekende sterren en beschrijft hij hoe astronomen steeds meer geheimen van de sterrenhemel doorgronden.
De belofte om de lezer de geschiedenis van het heelal bij te brengen, maakt Sparrow niet waar. In de tiende versnelling slaat hij de lezer om de oren met informatie die nergens echt goed wordt uitgelegd, waardoor feitjes die gedenkwaardig hadden kunnen zijn al snel ondergesneeuwd raken. Van de informatie die hij op de lezer afvuurt, blijft weinig plakken.
Bedrogen
Wie verder hoopt dat Sparrow inderdaad de gehele geschiedenis van het heelal uit de doeken doet, komt bedrogen uit. Ontdekkingen van sterren staan in de schijnwerpers, terwijl andere fenomenen zoals de oerknal en de uitdijing van het heelal onderbelicht blijven.
De sterrenkundeliefhebber met al enige voorkennis kan met De geschiedenis van het heelal in 21 sterren (en 3 bedriegers) wel vooruit. Maar een beginner die net een teen in het water doopt, kan beter voor een laagdrempeliger boekje kiezen.