Elke maand vraagt New Scientist een wetenschapper om een boekentip op non-fictiegebied. Deze keer: Marc van Oostendorp, taalwetenschapper en hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen, raadt Wat je zegt, gaat vanzelf van Liesbeth Koenen aan.
‘Weinig mensen hielden meer van de taal dan de dit jaar overleden wetenschapsjournalist Liesbeth Koenen. Ze schreef daardoor fonkelend mooi proza, maar ze was vooral ook heel erg geïnteresseerd in hoe taal werkt. Wat zit er toch in ons brein waardoor we tijdens een gesprek razendsnel gedachten in woorden en zinnen kunnen omzetten en al even razendsnel de woorden en zinnen die andere mensen uitspreken kunnen omzetten in gedachten? Hoe is het mogelijk dat kleine kinderen binnen een paar jaar en zonder onderwijs iets op het eerste gezicht zo ingewikkelds als hun moedertaal feilloos onder de knie krijgen? Feilloos niet in de zin van de schoolgrammatica, maar wel in de zin dat het een kopie is van de taal van hun omgeving?
Jarenlang schreef Koenen heel korte stukjes over die verwondering voor De Telegraaf. En hoe kort en toegankelijk die stukjes ook waren, je wordt als lezer onwillekeurig meegesleept door Koenens verwondering en haar enthousiasme voor de wetenschap die probeert antwoorden te vinden op zulke diepzinnige en belangrijke vragen.’