Elke maand vraagt New Scientist een wetenschapper om een boekentip op non-fictiegebied. Deze keer: wetenschapsjournalist en tv-presentatrice Anna Gimbrère raadt The discovery of time aan.
Tijd is een heel abstract concept. We weten inmiddels dat tijd relatief is en dat je niet echt kunt spreken over een absolute tijd. Maar ook voor Einstein was er een voortdurende ontwikkeling in onze perceptie van tijd. Hoe zijn we ooit begonnen met het meten van tijd? Hoe kwamen we tot zoiets als een klok? Hoe gingen verschillende culturen met tijd om?
The discovery of time gaat over deze ontwikkeling en laat zien hoe de wetenschappelijke methode ons heeft gebracht tot hoe we nu naar tijd kijken. Zowel het historische als het wetenschappelijke perspectief komen aan bod. Zelf weet ik weinig over de geschiedenis van tijd, dus dat vind ik heel interessant om te lezen.
Het boek begint met hoe mensen vroeger de stand van de zon en de sterren gebruikten om de tijd te bepalen, en komt pas op het eind bij Einsteins relativiteitstheorie. Het is geschreven door meerdere schrijvers, die elk een of meerdere van de elf hoofdstukken voor hun rekening namen. Stuart McCready heeft het vervolgens tot een vloeiend geheel aan elkaar geregen.