Op een dag lukt het Caspar Janssen voor het eerst om vanaf zijn stadsbalkon een pimpelmees van een koolmees te onderscheiden. Dat is het startpunt voor zijn ontdekking van de natuur. Hij begint dicht bij huis, in en om de stad, daarna trekt hij het land in. Janssen maakt kennis met de veldparelmoervlinder, de goudvink en de witsnuitlibel, hij stuit op puttertjes en een ijsvogel tijdens het hardlopen en op een vos op het fietspad. Hij verhaalt van een dag aan de bosrand, bedenkt een idylle aan de IJssel, sluit zich op in een bos en kijkt met nieuwe ogen naar het landschap van zijn jeugd. Langzaam slaat lacherigheid om in liefde. De natuur, zo leert hij, kan inzicht en troost bieden, ontroering oproepen en angst aanjagen, verstrooien en verbazen. En ze verdient het om, tegen de stroom in, te floreren. Caspar Janssen verstaat als geen ander de kunst om met zijn pen natuur tot leven te brengen. Bijna ongemerkt steekt niet alleen hijzelf, maar ook de lezer het nodige op van hoe planten, dieren en mensen zich tot elkaar verhouden. Dit boek bevat de mooiste verhalen die hij de afgelopen jaren schreef in de Volkskrant, aangevuld met nieuwe stukken. Ontpopt is het verslag van een ontdekking: het kan, als je leert kijken, ongemeen spannend zijn in het bos, in het veld, bij het moeras, in de duinen, langs de rivieren.