Als er niemand thuis is en het binnen helemaal stil lijkt, als alles is afgewassen en opgeruimd, zelfs als de vloeren glanzend schoon zijn, dan nog is ons huis een onvoorstelbare wildernis. In Nooit alleen thuis introduceert bioloog Rob Dunn de bijna 200.000 diersoorten die met ons samenleven, van de motten in de klerenkast en de schimmels in de kelder tot de bacteriën op het aanrecht. We zijn nooit alleen thuis. Maar dat wil niet zeggen dat we zijn omringd door louter ongedierte en ziektekiemen. Integendeel. De meeste van onze huisgenoten zijn juist goed zijn voor ons. Bovendien houden ze over het algemeen de gevaarlijkere soorten buiten de deur. Uitgerekend door onze eigen schoonmaakwoede krijgen die laatsten vaak een kans. Als je nog steeds voornamelijk wilt weten hoe je al die engerds het beste kunt doden, dan sta je niet alleen. De eenzame, bijna hopeloze taak waarvoor Dunn zich gesteld ziet, is ons te laten zien hoezeer we ons vergissen. Enthousiast en vol humor wijst hij ons overtuigend op het nut van alle dieren in ons huis. Wat is beter voor onze gezondheid: een kat of een hond? In dit meeslepende boek vol historische en wetenschappelijke feiten geeft Dunn antwoord op deze en vele andere vragen. Nooit zal je meer op dezelfde manier kijken naar dat vreemde wonderland van exotisch en onverwacht leven: je eigen huis.