Het laatste boek van Christiaan Huygens, de Cosmotheoros, is niet zijn meest fundamentele, maar ongetwijfeld zijn populairste werk. Bij de dood van Huygens schreef Leibniz: "Het verlies van de illustere Heer Huygens is onschatbaar... Ik hoop dat hij zijn boek over het wereldstelsel en over de gesteldheid van de planeten afgekregen heeft".
Het boek verscheen in 1698 en bevat gedetailleerde beschouwingen over planeten en "dwaalsterren" en de vraag of daar menselijk leven op voorkomt. Huygens vond het hoogmoed om te denken dat alleen op onze aarde menselijk leven wordt aangetroffen. In de Cosmotheoros komen zowel filosofische als natuurwetenschappelijke redeneringen en speculaties over dit onderwerp voor, waarbij de auteur alle kennis en ervaring uit zijn leven gebruikt.
Christiaan Huygens (1629-1695) werd in de tweede helft van de 17e eeuw beschouwd als Europa's grootste wiskundige en natuurwetenschapper; hij is ongetwijfeld één van de 2 of 3 geniën die Nederland heeft voortgebracht. Huygens heeft vele ontdekkingen en uitvindingen op zijn naam staan, zoals de ringen van Saturnus en de slingerklok.
Een van zijn fundamentele bijdragen is de theorie over de voortplanting van het licht, in de natuurkunde bekend als het "principe van Huygens". In zijn werk combineert hij op scherpzinnige wijze wiskundige redeneringen en natuurkundig inzicht; hierdoor is hij een van de eerste moderne geleerden, ver vooruit op bijvoorbeeld Descartes.
Christiaan, zoon van de bekende dichter en diplomaat Constantijn Huygens, groeide op samen met zijn broer Constantijn jr. met wie hij vele interesses gemeen had en met wie hij een levenslange vriendschap onderhield.