In zijn nieuwe boek Stille aarde doordringt de Britse bioloog Dave Goulson ons van het grote belang van kleine beestjes.
Stel je voor: het is het jaar 2080 en om drie uur in de ochtend bewaak je je moestuin. Het is stil. Onaards stil. Geen krekels die tjirpen of uilen die roepen. Van die moestuin moeten jij en je familie het hele jaar eten. En dat is hard werken; alle bloemen worden met de hand bestoven. Veel insecten zijn inmiddels verdwenen en dat zorgt voor een stille aarde.
De insecten staan er behoorlijk slecht voor. Er zijn nu 75 procent minder insecten dan vijftig jaar geleden en dat is grotendeels onze schuld. We vernietigen hun leefomgeving, gebruiken pesticiden en introduceren invasieve soorten. De door ons aangejaagde klimaatverandering doet daar dan nog een schepje bovenop.
De tijd dringt
Het belangrijke werk dat al die kleine beestjes doen, ontsnapt echter een beetje aan onze aandacht. Daar probeert Dave Goulson verandering in te brengen met Stille aarde. Hierin draagt hij zijn fascinatie voor de insectenwereld over op de lezer. Insecten zijn onmisbaar; ze houden de wereld draaiende, betoogt hij.
Stille aarde is absoluut geen gezellig boek; de aangewakkerde fascinatie voor de veelzijdige insectenwereld wordt overschaduwd door de gigantische dreiging die al decennialang op de loer ligt. Dat maakt dit boek wél belangrijk. Want ja, de tijd dringt, maar het is nog niet te laat. Goulson hoopt dat die boodschap aanleiding geeft tot actie, bij overheden en bedrijven, maar ook zeker bij onszelf.