In Genesis: Het grote verhaal van de oerknal tot nu behandelt deeltjesfysicus Guido Tonelli het ontstaan van het heelal, gelardeerd met voorbeelden uit de wereld van kunst en cultuur.
Het bleek een gouden greep: de beslissing van de Italiaanse theoretisch natuurkundige Carlo Rovelli om een boekje te schrijven over zijn vakgebied. Zeven korte beschouwingen over natuurkunde verscheen in 41 talen en ging in totaal meer dan een miljoen keer over de toonbank. En terwijl Rovelli sindsdien al twee dikkere ‘vervolgen’ produceerde op zijn bestseller – waaronder ‘Het mysterie van de tijd’ – laat nu ook een van zijn Italiaanse collega-hoogleraren van zich horen: deeltjesfysicus Guido Tonelli.
De eerste fractie van een seconde
Als onderwerp van zijn boek koos Tonelli voor het ontstaan van het heelal – en alles wat daarop volgde. Aanvankelijk lijkt het er daarbij op dat hij vooral dingen vertelt die al in tal van eerdere andere boeken zijn te lezen. Einsteins relativiteitstheorie, de waarnemingen van Edwin Hubble, het ‘oeratoom’ van priester-wetenschapper Georges Lemaître, Fred Hoyle die het ontstaan van het heelal laatdunkend de big bang doopte… Tonelli vertelt het prima, maar wie eerder boeken over de geschiedenis van de kosmologie heeft gelezen, kan een gevoel van déjà vu bekruipen.
Dit alles blijkt echter vooral een lange inleiding. Daarna gaat Tonelli echt los, als hij de eerste fractie van een seconde na de oerknal beschrijft. Aan bod komen begrippen als het quark-gluon-plasma, het higgsveld en de inflatietheorie – en daarbij zal ook de ervaren lezer af en toe een alinea moeten herlezen.
Geen informatiebombardement
Gelukkig is de schrijfstijl van Tonelli vergelijkbaar met die van zijn zo succesvolle landgenoot Rovelli, in die zin dat hij zijn natuur- en sterrenkundige verhaal bijna poëtisch formuleert en het doorspekt met verwijzingen naar kunst en cultuur. Daarbij put hij vooral graag uit de Griekse oudheid. Het begrip symmetrie leidt hij bijvoorbeeld in met de mythe van Narcissus, de knappe jongeling die verliefd werd op zijn eigen spiegelbeeld. Toegegeven, niet elke analogie is even sterk – maar ze zorgen er wel voor dat het boek niet één lang informatiebombardement is.
Daarnaast wordt het boek aanmerkelijk minder pittig als de eerste momenten van het heelal voorbij zijn. Daarna komen onder meer de vorming van sterrenstelsels en sterren aan het bod – en die processen zijn een stuk beter voor te stellen dan de esoterische deeltjessoep die het allervroegste universum kenmerkte.
Trojaans paard
Rest de vraag of er nog iets schuilgaat achter de titel van het boek: Genesis. Duidt die misschien op een christelijke agenda? Nee, totaal niet. Hoewel het boek is verdeeld in zeven ‘dagen van de schepping’, benadert Tonelli het ontstaan van het heelal puur wetenschappelijk. Wie weet is het boek – om er ook maar eens een oud-Griekse analogie tegenaan te gooien – wel bedoeld als een soort Trojaans paard, waarmee Tonelli zijn grotendeels christelijke landgenoten eens een ánder scheppingsverhaal wil voorschotelen.