De afgelopen jaren vonden sterrenkundigen bijna 900 planeten die niet om een ster draaien. Tot voor kort dacht men dat deze planeten uit de baan van hun moederster ontsnapt waren. Een groep Scandinavische sterrenkundigen toonden echter aan dat sommige van deze planeten in hun eentje zijn ontstaan.
Tot voor kort leken astronomen een helder overzicht te hebben van hoe planeten kunnen ontstaan. In de stofwolken die rond jonge sterren draaien ontstaan klontjes die onder invloed van de zwaartekracht steeds verder aangroeien. Het eindresultaat van dat proces is planeten, zo luidde het. Dus toen astronomen de afgelopen jaren bijna 900 planeten aantroffen die in hun eentje door het heelal zwerven, was het ook niet vreemd dat zij ervan uit gingen dat deze planeten op de één of andere manier aan hun moederster ontsnapt moesten zijn.
Aan dat overzichtelijke beeld maken Finse en Zweedse onderzoekers nu een eind. In een artikel in het vakblad Astronomy & Astrophysics, beschrijven zij een compleet nieuwe manier waarop planeten kunnen ontstaan. Volgens hen ontstaan los rondzwervende planeten, waarvan er naar schatting zo’n 200 miljard in de Melkweg voorkomen, in veel gevallen namelijk helemaal niet uit de stofschijf rond sterren, maar juist uit kleine, losse bolwolkjes van stof en gas.
Thomas Hertog werkte samen met Stephen Hawking en onderzoekt de oerknal
Tijd en natuurwetten zijn voortgekomen uit de oerknal, in een chaotisch proces van toevalligheden, zegt theoretisch natuurkun ...
Voor het onderzoek naar deze manier van planeetvorming, richtten de astronomen hun telescopen op de zogeheten Rosettenevel, een enorme gaswolk op zo’n 4600 lichtjaar afstand van de aarde. Ze bekeken de nevel met verschillende telescopen in Chili en Zweden en speurden op die manier naar de kleine bolwolkjes.
De rosettenevel bevat meer dan honderd van dat soort wolkjes, die elk een diameter hebben grofweg 225 miljard kilometer. Dat klinkt als veel, maar is slechts vijftig maal de afstand van de zon tot Neptunus – astronomisch gezien behoorlijk klein. Uit eerder onderzoek was al gebleken dat de wolkjes een massa hebben van ongeveer 13 maal die van Jupiter, niet vreselijk veel meer dan een forse planeet.
De wolkjes bleken bovendien in veel gevallen al een kern te hebben met een zeer hoge dichtheid. Daaruit concluderen de onderzoekers dat de gaswolkjes in staat zijn om door zwaartekrachtswerking verder onder hun eigen gewicht in te storten en zo in los zwevende planeten te veranderen. De zwaarsten onder de wolken zijn bovendien in staat om bruine dwergen te worden – kosmische voorwerpen die te klein zijn om als ster te ontbranden, maar te groot zijn om als planeet te worden beschouwd.
Uit het onderzoek blijkt bovendien dat de kleine bolwolkjes naar de buitenkant van de Rosettenevel bewegen met snelheden van grofweg 80.000 kilometer per uur. De onderzoekers denken dat de wolkjes oorspronkelijk onderdeel waren van grote stofpilaren in de nevel. Daar werden ze door de stralingsdruk van hete sterren in het centrum van de nevel, de pilaren weer uitgeduwd. De onderzoekers denken dat deze wolkjes daardoor uiteindelijk allemaal de Rosettenevel zullen verlaten.
In de geschiedenis van de Melkweg zijn talloze miljoenen nevels zoals de Rosettenevel ontstaan en weer vervaagd. In elk van deze nevels zullen dit soort bolwolkjes zijn ontstaan. Volgens de onderzoekers levert dit zoveel planeten op dat ze het vermoeden uitspreken dat deze wolken een significante bijdrage hebben geleverd aan de zwevende planeten in ons sterrenstelsel.