Sommige apen hebben veel kleuren in hun gezicht, andere bijna geen. Of een apensoort wel of niet een kleurrijk gezicht heeft, blijkt vooral af te hangen van sociale factoren.

400px-MandrilDe gezichtskleuring van Afrikaanse en Aziatische apensoorten hangt samen met de grootte van de groepen waarin ze leven: hoe socialer de soort, hoe kleurrijker het gezicht. Tot deze conclusie komt het Santana Lab van de universiteit van Californië (UCLA) na bestudering van foto’s van 139 apengezichten. De onderzoekers letten daarbij zowel op haarkleuren, als op oogkleur en huidskleuren.

Het onderzoek, dat deze maand werd gepubliceerd in het tijdschrift Nature Communications, toont aan dat de aanwezigheid van nauwverwante soorten in de nabije omgeving eveneens een rol speelt. Opnieuw geldt: hoe meer verwante soorten er in de omgeving voorkomen, hoe meer verschillende kleuren in het gezicht. Dit wijst erop dat gezichtskleuring niet alleen dient voor communicatie tussen soortsleden, maar ook voor communicatie tussen leden van verschillende soorten.

‘Bij mannen ruikt het meer naar kaas, bij vrouwen naar ui’: verrassende verhalen over microben
LEES OOK

‘Bij mannen ruikt het meer naar kaas, bij vrouwen naar ui’: verrassende verhalen over microben

Ze zitten op je neus, op je bord, in je darmen, onder je voeten. Te klein om met het blote oog te zien, met oneindig veel en ...

Behalve het aantal kleuren bekeken de onderzoekers ook hoe donker of licht de gezichten waren. Waar het aantal kleuren van een apengezicht blijkt af te hangen van sociale factoren, daar blijkt de donkerheid van een gezicht vooral te worden bepaald door omgevingsfactoren. Net als bij mensen neemt de pigmentatie van apen toe naarmate ze dichter bij de evenaar leven.

Een tweede functie van een donker gezicht, naast bescherming tegen UV-straling, is camouflage. Apensoorten die leven in donkere, dichte bossen hebben over het algemeen een donkerder gezicht dan soorten die in een meer open landschap voorkomen.

Het Santana Lab publiceerde vorig jaar de resultaten van een vergelijkbaar onderzoek naar de gezichtskleuren van Midden- en Zuid-Amerikaanse apen. Alhoewel de onderzoeksmethoden exact hetzelfde waren, was de hoofdconclusie van dat onderzoek opvallend genoeg tegenovergesteld aan die van het nieuwe onderzoek. Voor de Amerikaanse apen vonden de onderzoekers namelijk dat hoe groter de groep was waarin de apen leefden, hoe minder kleuren er in de apengezichten voorkwamen. De onderzoekers hebben zich nu ten doel gesteld om de redenen achter die verschillen tussen Amerikaanse en Euraziatische apen te achterhalen.