Amsterdam (NL) – Systeemecologen reconstrueren historische hoeveelheden van schadelijk ultraviolet licht op Aarde.

Amsterdamse onderzoekers bundelen oude en nieuwe gegevens over schadelijk ultraviolette (UV)-B-straling dat de Aarde bereikt. Verandering in zonneactiviteit heeft een grotere invloed op UV-B dan gedacht. Plotselinge klimaatsveranderingen zoals die zich in het verleden voordeden, kunnen het gevolg zijn van deze verandering in zonneactiviteit. Jelte Rozema en zijn collega’s van de Vrije Universiteit (VU) van Amsterdam publiceerden hun bevindingen in het vakblad Science.

Met tellingen van zonnevlekken vanaf 1500 en met analyse van het zonlicht de afgelopen twintig jaar reconstrueerden de systeemecologen de zonneactiviteit, de hoeveelheid stralingsenergie die de zon uitzendt. Deze reconstructie vormt een schat aan informatie. Daarmee onderzocht Rozema het verband tussen zonneactiviteit, de ozonlaag en de hoeveelheid UV-B op Aarde. Zo ontdekte de deskundige dat in de tijd de hoeveelheid schadelijke UV-B nauwelijks varieerde. De hoeveelheid UV-C, verantwoordelijk voor de aanmaak van ozon, varieerde daarentegen sterk. Een toename in UV-C betekent een dikkere ozonlaag en daarmee een afname in UV-B dat de Aarde bereikt. UV-C en UV-B zijn omgekeerd evenredig met elkaar.

Op zoek naar de vliegroute van de grote stern
LEES OOK

Op zoek naar de vliegroute van de grote stern

Ecoloog Ruben Fijn bracht met gps voor het eerst uitgebreid het vlieggedrag van de grote stern in kaart. Zijn onderzoek laat ...

Oude plantendelen

Daarnaast reconstrueerden de Amsterdamse ecologen met fossiel plantenmateriaal historische UV-B-niveaus. Planten wapenen zich tegen schadelijk UV-B met UV-absorberende pigmenten. De hoeveelheid pigment is een perfecte indicator voor het historische UV-B-niveau. Rozema verzamelde oude plantendelen van de Noord- en de Zuidpool. Het poolmateriaal is interessant, omdat het gat in de ozonlaag zich vooral boven de polen manifesteert. Deze plantpigmenten zijn vaak duizenden jaren uitstekend geconserveerd gebleven in plantendelen zoals stuifmeelkorrels en sporen. Met een gevoelige meetmethode lukt het de onderzoekers zelfs van slechts tien korrels de pigmentdichtheid te bepalen en daarmee de hoeveelheid UV-B te meten.