De meteorietinslag die 66 miljoen jaar geleden het overgrote deel van het leven op aarde ombracht, dwong plankton tot een nieuwe levensstijl. Om te overleven in de langdurige duisternis die volgde, gingen deze organismen jagen. Dat concluderen wetenschappers die onderzoek deden naar planktonfossielen.
De onderzoekers keken naar fossielen van zogeheten nannoplankton; kleine waterorganismen van 0,002 tot 0,063 millimeter groot. De meeste aandacht besteedden ze aan coccolithoforen: bolvormige, eencellige algen die eruit zien alsof ze een soort schildje om zich heen hebben dat bestaat uit kalkhoudende schubben van calciumcarbonaat.
Leven van zonlicht en jacht
Uit het fossielenonderzoek bleek dat dit plankton voor de meteorietinslag overleefde door via fotosynthese energie uit zonlicht te halen, net als planten. De nannoplanktonfossielen die dateren van na de inslag bleken zich ook te voeden met gevangen prooien.
Mieren zijn magnifieke navigators
Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.
Dit duidt op evolutionaire veranderingen die de mini-organismen in staat stelden te jagen op bijvoorbeeld bacteriën. Dankzij die aanpassingen overleefden ze toen het zonlicht geblokkeerd werd door de wolk van stof en roet die de aarde omhulde na de meteorietinslag.
‘Doordat bijna al het leven op het land uitstierf, spoelde er een overvloed aan organisch afval de oceanen in’, vertelt Alex Poulton van het Lyell Centre in het Verenigd Koninkrijk. ‘Zo ontstond een voedingsrijke ‘soep’ voor bacteriën, die op hun beurt konden dienen als voedsel voor kleine plankton-organismen.’ Door deze overvloed aan voedsel gedijden de planktonsoorten die konden leven op zowel fotosynthese als de jacht op bacteriën.
Staartgaatje
De onderzoekers concluderen dit op basis van evolutionaire modellen en onderzoek aan planktonfossielen. Ze ontdekten dat er een belangrijk verschil was tussen de planktonsoorten die de donkere periode na de meteorietinslag wel overleefden en de soorten die uitstierven. De overlevers hebben een groot gat in hun stevige ‘schildje’.
Die opening duidt op de aanwezigheid van een soort zweepstaartjes. Deze staartjes of flagella kan plankton gebruiken om naar een prooi toe te zwemmen en die te vangen. Een mini-organisme dat leeft van zonlicht kan meedeinen op de oceaan en heeft dus geen staartjes nodig.
De planktonstam haptophyta, waar ook de coccolithoforen onder vallen, zijn nog altijd te vinden in wateren, vooral in oceanen. Sommige hebben ook een gat in hun schildje, waar drie staartjes uit komen. Twee daarvan zorgen voor de voortbeweging en de derde is een soort grijparmpje. Hiermee jaagt deze plankton op bacteriën en kleine algen.
Hoewel er nog jagend plankton bestaat, zijn de meeste teruggekeerd naar fotosynthese toen de zon weer doorbrak. Zoals onderzoeker Andy Ridgwell, van de Universiteit van Californië, zegt: ‘Het is het ultieme Halloween-verhaal: als de lichten uitgaan, begint iedereen elkaar op te eten.’