Voor het eerst zijn overblijfselen van de denisovamens buiten Siberië gevonden. De vondst suggereert dat onze uitgestorven familieleden op extreme hoogte leefden in Tibet, lang voordat wij die plek bereikten.
Het eerste fossiel van de denisovamens dat ooit buiten Siberië is gevonden, is geïdentificeerd in Tibet. Mogelijk zijn fossielen van deze uitgestorven mensensoort wijder verspreid dan gedacht en kunnen ze een langlopend debat over onze oorsprong helpen beslechten.
De denisovamens is ontdekt in 2010, toen onderzoekers DNA uit een eeuwenoud botfragment in kaart brachten dat was gevonden in de Siberische Denisova-grot. Sindsdien zijn in de grot meer fossiele fragmenten blootgelegd, en heeft genetische analyse uitgewezen dat veel mensen in China en Zuid-Oost Azië een beetje denisova-DNA in zich dragen. De denisovamens leefde dus een tijdje naast Homo sapiens en de twee plantten zich onderling voort.
‘Pijn werkt verschillend bij mannen en vrouwen’
Mannen en vrouwen ervaren pijn op een verschillende manier. Artsen moeten zich hier meer van bewust zijn, stelt Esmeralda Blaney Davidson.
Onderzoeken zoals deze hebben ook laten zien dat mensen in Tibet een denisova-gen hebben dat rode bloedcellen in staat stelt om te gaan met lage zuurstofniveaus, wat ze helpt overleven op grote hoogte.
Collageen
Jean Jacques Hublin van het Max Planck Instituut voor Evolutionaire Antropologie in Leipzig vroeg zich af of andere, eerder gevonden overblijfselen in Tibet misschien ook van de denisovamens afkomstig zijn.
Met zijn collega’s onderzocht hij een kaakbot dat in 1980 is ontdekt in de Baishiya Karst-grot in de Jiangla-riviervallei in Tibet. Ze ontdekten dat de vorm van de kaak en de grote tanden verschillen van moderne mensen.
Volgens radiometrische datering is het fossiel minimaal 160.000 jaar oud. Het stamt uit een tijd tienduizenden jaren voordat onze eigen mensensoort het Tibetaanse plateau bereikte.
Uit het fossiel kon geen DNA worden geïsoleerd, maar analyse van collageeneiwit in de tanden bevestigde dat het kaakbot van een denisovamens is. Moderne mensen en neanderthalers hebben namelijk andere genen voor collageen.
Eiwitanalyse
De vondst kan de 30.000 jaar oude stenen werktuigen verklaren die afgelopen jaar in Tibet zijn gevonden. Het is ongelooflijk dat mensachtigen zo lang in zo’n extreme omgeving hebben kunnen leven, zegt Hublin. ‘Zelfs vandaag is Tibet geen makkelijke plek om te leven. Er zijn weinig natuurlijke hulpbronnen en zuurstof is er schaars.’
Het is voor het eerst dat eiwitanalyse is gebruikt als enige methode om een oude mensachtige te identificeren, zegt de Nederlander Frido Welker, die aan het onderzoek meewerkte namens de universiteit van Lanzhou, China.
Deze techniek is heel geschikt voor fossielen waar geen DNA meer in zit, zegt Murray Cox van Massey University in Nieuw Zeeland. ‘Nu we in onze zoektocht naar de overblijfselen van mensachtigen weg bewegen van de koude delen van Eurazië, moeten we er simpelweg mee leren leven dat we vaak geen DNA hebben om te gebruiken.’
Naamkaartje
Hublin zegt dat een aantal eerder ontdekte fossielen uit China eigenschappen heeft die niet overeenkomen met die van moderne mensen of Homo erectus – een andere mensachtige waarvan we vermoeden dat die, net als de denisovamens en neanderthalers, eerder Afrika verliet dan wij.
‘Ik voorspel dat de meeste Chinese fossielen van mensachtigen die jonger zijn dan 350.000 jaar en ouder dan 50.000 jaar van denisovamensen afkomstig zijn’, zegt Hublin.
‘Waarschijnlijk liggen er al heel wat denisovafossielen in musea over de hele wereld, maar hangt er een ander naamkaartje bij’, zegt Cox.
Evolutie
Als Hublin gelijk heeft, kunnen deze fossielen het debat helpen beslechten over of onze voorouders exclusief in Afrika evolueerden, of dat ze ook in Azië belangrijke evolutionaire stappen hebben gezet. Sommige onderzoekers interpreteerden eerder gevonden fossielen in China als afkomstig van soorten die tussen H. erectus en moderne mensen in zitten, wat suggereert dat we in het oosten van Azië evolueerden. Deze theorie verliest aan waarde als de fossielen van denisovamensen afkomstig blijken te zijn.
Sheela Athreya van Texas A&M University vindt het toeschrijven van zulke fossielen aan denisovamensen voorbarig. We weten bijzonder weinig over de fysieke eigenschappen van denisovamensen en over waar en wanneer ze leefden, zegt ze. ‘We weten eigenlijk niet eens wat het woord ‘denisovamens’ precies inhoudt.’