Vlinders die hoog in het bladerdak van het Amazoneregenwoud leven, hebben een andere vorm vleugels dan laagvliegende soorten. Daardoor vliegen ze anders. Via natuurlijke selectie hebben de vlinders zich optimaal aangepast aan de begroeiing in hun leefgebied.
Vlinders in het Amazonewoud in Peru hebben hun vlieggedrag aangepast aan hun omgeving. De vorm van hun vleugels speelt hierbij een belangrijke rol, blijkt uit onderzoek van de Universiteit van Wageningen.
Snel of sierlijk
De Wageningse wetenschappers hebben met hogesnelheidscamera’s maandenlang de vluchten opgenomen van twaalf verschillende soorten morpho-vlinders in het Peruaanse regenwoud. Dat was een flinke klus, want de vlinders leven zowel in het struikgewas dicht bij de grond als hoog in het bladerdak van het bos. Het team zette deze beelden vervolgens om in computersimulaties. Hiermee bekeken ze de verschillen in uiterlijk en stelden ze aerodynamische modellen op.
Mieren zijn magnifieke navigators
Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.
Uit hun werk bleek dat laagvliegende vlindersoorten een andere vleugelvorm hebben dan soorten die hoog tussen de bomen verblijven. Dit bepaalt de manier waarop ze vliegen. Zo fladderen de morpho-vlinders in de struiklaag van de bossen krachtig en snel met hun vleugels, terwijl de hoogvliegende vlinders sierlijk zweven.
‘Dat snelle gefladder is waarschijnlijk een voordeel bij verplaatsingen door de dichtbegroeide onderlagen van het woud’, legt dierkundige Florian Muijres van de Universiteit van Wageningen uit in een persbericht. ‘Een zweefvlucht daarentegen stelt de soort die in het bladerdek woont in staat om grote afstanden af te leggen tegen een gering energiegebruik in hun open habitat.’
Aanpassen
De onderzoekers concluderen dat de verschillende leefomgevingen in het Amazoneregenwoud via natuurlijke selectie hebben geleid tot de aanpassingen in vleugelvorm en vlieggedrag.
Verrassend was dat er ook verschillen bestonden tússen hoogvliegende vlindersoorten. Zo hebben sommige soorten smallere vleugels, terwijl anderen driehoekvormige vleugels hebben. Toch laten ze allemaal dezelfde efficiënte zweefvlucht zien. Dit doet vermoeden dat er meerdere routes waren die de natuurlijke selectie kon nemen om tot een efficiënte zweefvlucht te komen.
Verschillen
‘Het gaat er niet zozeer om hoe nabijgelegen de leefgebieden zijn, maar om hoe verschillend ze zijn’, zegt bioloog Thomas Merckx van de Vrije Universiteit Brussel. ‘Het milieu bij de boomtoppen is heel verschillend van het milieu in de struiklaag. Dat vereist en leidt dus tot een ander vlieggedrag.’
Merckx is niet verbonden bij dit onderzoek, maar heeft net zelf aangetoond dat vlinders van stedelijke populaties langer vliegen dan vlinders op het platteland. ‘Ook in de lage landen zien we sterke onderlinge verschillen in de bouw en vliegprestaties tussen vlindersoorten. Die verschillen hangen samen met hun leefgebied. Soorten van open gebieden vliegen nou eenmaal anders dan soorten van meer gesloten gebieden.’