Het gebrabbel van jonge zakvleermuizen klinkt net als dat van menselijke baby’s. Deze ontdekking geeft inzicht in ons wonderbaarlijke vermogen om een taal te leren.
Een kind kan elke taal ter wereld vloeiend leren spreken. Als je een Nederlandse baby in Afrika laat opgroeien, leert die moeiteloos de plaatselijke kliktaal. Andersom heeft een Afrikaans kind dat in Scheveningen opgroeit geen enkel probleem met de uitspraak van deze plaatsnaam.
Op latere leeftijd is het veel moeilijker om de klanken van een andere taal te leren. Hoe hard je ook je best doet, als westerling zul je de complexe klanken van het Xhosa nooit vlekkeloos uitspreken. Hoe doen baby’s dat toch?
Mieren zijn magnifieke navigators
Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.
Dada en bobo
Het aanleren van nieuwe klanken staat bekend als ‘vocaal leren’. Baby’s doen dat met name door te brabbelen. Met geluiden zoals ‘dada’ en ‘bobo’ oefenen ze de uitspraak van de verschillende klanken die ze in hun omgeving horen. Zo krijgen ze de benodigde controle over hun tong, lippen, kaak en de rest van hun spraaksysteem. Al brabbelend stemmen baby’s dat systeem – dat op die leeftijd nog flexibel is – bovendien af op de taal die ze aan het leren zijn.
Hoe verloopt dit leerproces precies? Om daarachter te komen, maken wetenschappers graag vergelijkingen met andere diersoorten. Probleem is alleen dat onze methode van taalverwerving voor zover we weten vrij uniek is in het dierenrijk.
Er zijn weliswaar veel zangvogels die al brabbelend een taal leren, maar hun spraaksysteem wijkt nogal af van dat van ons. Ze hebben bijvoorbeeld als spraakorgaan een syrinx, waar wij een strottenhoofd (ofwel larynx) hebben.
Een brabbelend dier dat wel op ons lijkt, is het dwergzijdeaapje. Bij dit dier is het vocale vermogen echter vrijwel volledig aangeboren. De babyaapjes brabbelen niet om nieuwe klanken aan te leren, maar bijvoorbeeld om aandacht te trekken.
Ritmisch en herhalend
Gelukkig is er nu nog een dier waarvan we het gebrabbel goed kennen: de tweestrepige zakvleermuis. Deze vleermuis staat bekend om de buideltjes op zijn vleugels. Qua spraaksysteem lijkt hij heel wat meer op de mens dan je zou verwachten. Net als wij is het een zoogdier met een strottenhoofd, en ook de hersensystemen betrokken bij spraak lijken op die van ons.
Door te brabbelen imiteren babyvleermuizen de liedjes die de volwassen mannetjes uitstoten. Dat doen die mannetjes onder andere om hun territorium af te bakenen en om vrouwtjes te verleiden.
Dit gebrabbel is nu voor het eerst goed onderzocht. Wetenschappers van het natuurhistorisch Museum für Naturkunde in Berlijn bestudeerden twintig vleermuisjonkies in hun natuurlijke habitat in Panama en Costa Rica. Met video- en geluidsopnames volgden ze de vleermuizen vanaf hun geboorte tot het moment dat hun moeder ze niet langer voeding gaf.
De jonkies waren gemiddeld zeven weken lang dagelijks aan het brabbelen. De onderzoekers ontdekten dat dit gebrabbel opvallend veel lijkt op dat van menselijke baby’s. Het heeft dezelfde acht definiërende kenmerken: het is bijvoorbeeld ritmisch, heeft geen directe sociale functie en vertoont dezelfde herhaling van klanken die we ook bij onze dada’ende kleintjes horen.
‘Het is fascinerend om deze treffende overeenkomsten te zien tussen het oefengedrag van twee vocaal lerende zoogdieren’, zegt onderzoeker Mirjam Knörnschild. Verder vergelijkend onderzoek tussen mens en vleermuis kan volgens haar meer inzicht geven in de oorsprong van ons taal- en spraakvermogen.
Muzikaliteit
Henkjan Honing, hoogleraar muziekcognitie aan de Universiteit van Amsterdam, houdt zich bezig met het vocale leervermogen van verschillende diersoorten. Hij noemt het Duitse onderzoek ‘een heel mooie systematische studie’, die ons niet alleen meer inzicht kan geven in de oorsprong van taal, maar ook in die van muziek.
‘Deze ontvankelijkheid voor intonatiepatronen, klemtoon en ritme kun je net zo goed ‘muzikaliteit’ noemen; dit zijn immers ook de bouwstenen van muziek’, zegt Honing. ‘Darwin dacht dat de oorsprong van zowel taal als muziek weleens in de gevoeligheid voor dit soort ritmische vocalisaties zou kunnen liggen. Hij dacht zelfs dat alle dieren daar gevoelig voor zijn.’
Dat idee kan op de proef worden gesteld door brabbelende dieren verder te onderzoeken. Volgens Honing zijn er nog wel meer dieren die een vorm van gebrabbel vertonen, mits je dat begrip ruim genoeg definieert. ‘Als je gebrabbel ziet als beginstadium van taal, dan zijn er maar bar weinig dieren die het doen. Maar wanneer je ook andere functies toestaat – zoals het uitdrukken van agressie – dan zijn er veel meer dieren met een ‘deuntjesdialect’.’ Zo zijn dolfijnen en reuzenotters ook weleens betrapt op een soort gebrabbel.
Door deze brabbelbeesten goed te bestuderen, leren we dus meer over taligheid en muzikaliteit. Misschien kunnen we dankzij die kennis ooit op safari in Zuid-Afrika vloeiend Xhosa spreken met de lokale bevolking – of zelfs een liedje zingen met de dieren in de jungle.