Ongebruikelijke ‘sporenfossielen’ in Italië onthullen dat vissen zo’n 130 miljoen jaar geleden al in de diepzee zwommen. Dat is veel eerder dan we dachten.

Vissen leven al tenminste 130 miljoen jaar in de diepzee: zo’n 80 miljoen jaar eerder dan we dachten. Dat blijkt uit fossiele sporen die in Italië zijn gevonden.

‘De ontdekking was als het vinden van voetafdrukken van astronauten op de maan’, zegt paleontoloog Andrea Baucon van de Universiteit van Genua in Italië. ‘We hebben ontdekt waar en wanneer gewervelde dieren de diepzee hebben gekoloniseerd.’

Mieren zijn magnifieke navigators
LEES OOK

Mieren zijn magnifieke navigators

Mieren zijn in staat tot verbazingwekkende navigatieprestaties. Misschien kan waardering hiervoor helpen om deze insectensoorten te behouden.

Aardedonker

De omstandigheden in de diepzee zijn bar. Het is er koud, aardedonker, en forse stromingen kunnen nietsvermoedende vissen plots wegspoelen. De hoge druk die er heerst, kan zelfs harde schelpen verpletteren. Tot nog toe dachten we dat in het vroege Krijt, tussen 145 tot 100 miljoen jaar geleden, alleen bepaalde soorten wormen, weekdieren en andere ongewervelden zich hadden aangepast aan zo’n onherbergzame omgeving.

Toch stuitte het team van Baucon op fossiele sporen die zijn achtergelaten door iets dat meer botachtig geweest moet zijn. Ze vonden de fossielen in de rotsen van de Italiaanse Apennijnen, die zich in het vroege Krijt vormden op de bodem van een prehistorische oceaan die bekendstaat als Tethys. Baucon en zijn team hebben hun vondst beschreven in een wetenschappelijk artikel in het vakblad PNAS.

In wat ooit de zeebodem was, vonden de onderzoekers uitgeschraapte plekken. Het lijkt erop dat daar een vis met zijn komvormige bek door de modder heeft geploegd. Er waren ook parallelle treksporen te zien, achtergelaten door de tanden van foeragerende vissen. Tot slot waren er golvende sporen in de bodem te zien, waar staartvinnen door het sediment sleepten toen de vissen vlak boven de zeebodem zwommen.

Sporenfossielen van vroege vissen op de diepzeebodem. Beeld: Andrea Baucon.

Harken en zuigen

Fossiele skeletten vertellen ons hoe de vis geweest moet zijn’, zegt Baucon, ‘maar dit soort sporenfossielen vertellen ons hoe ze zich gedroegen.’

De onderzoekers vergeleken de oude afdrukken met die van vissen die nu in de diepten van de oceaan leven en zich voeden door de over de zeebodem te bewegen en te harken of te zuigen. De sporen zien er identiek uit.

‘Ze leken waarschijnlijk veel op moderne draakvissen. Het zijn vreemde en interessante vissen’, zegt paleontoloog Anton Wroblewski van de Universiteit van Utah, die niet bij het onderzoek betrokken was. ‘Het is ook mogelijk dat beenvissen, zoals moderne zeebrasems, enkele van de sporen hebben gemaakt. Deze zagen er waarschijnlijk uit als normale, baarsachtige vissen, die je op elke vismarkt kunt tegenkomen.’

Pioniers van de abyssale vlakten

Gezien de verscheidenheid aan fossiele sporen denkt Baucons team dat ze gemaakt zijn door minstens drie verschillende oude diepzeevissoorten. Dat suggereert dat wat hij de ‘pioniers van de abyssale vlakten’ noemt, een complexe gemeenschap vormden.

Cruciaal is dat de vondsten erop wijzen dat vissoorten, en dus gewervelde dieren, 80 miljoen jaar eerder dan we dachten verhuisden van de ondiepte wateren naar de onherbergzame diepzee. De sporen werden ook gevonden in dezelfde gebieden als holen van diepzeewormen. Aangezien deze ongewervelde dieren lekkere hapjes waren voor de vissen, denkt Baucon dat een plotselinge toename in de beschikbaarheid van prooien de vissen kan hebben aangemoedigd om van de ondiepe kust naar de diepten te trekken.

Evolutionaire stambomen die zijn opgebouwd op basis van moleculaire verschillen tussen soorten suggereren dat diepzeevisafstammingslijnen ontstonden in het late Jura of vroege Krijt, zegt ichtyoloog Elizabeth Miller van de Universiteit van Oklahoma in de VS. ‘Vóór deze studie was er echter geen direct bewijs uit het fossielenbestand van diepzeevissen tot het late Krijt. Deze studie levert dat bewijs.’

Vernietigd

De fossielen overbruggen een gat in de wetenschappelijke kennis, zegt paleontoloog Christian Klug van de Universiteit van Zürich in Zwitserland. Het is erg moeilijk om zulke vroege fossielen in de oude oceaanbodem te vinden, omdat de geologische korst onder de oceanen voortdurend opnieuw ontstaat en wordt vernietigd. Dat betekent dat de meeste oude diepzeefossielen zijn verdwenen.

‘Dit is een uitstekend voorbeeld van hoe we kunnen leren van schijnbaar onbeduidende of niet bijzonder mooie fossielen’, zegt Klug. ‘Zulke ontdekkingen vertegenwoordigen superzeldzame inzichten in de ecologie van oceaanbodems in het verleden.’