Talen verschillen onderling enorm. Ze bestaan uit verschillende klanken, tonen en lettergrepen. Maar uiteindelijk hebben alle talen hetzelfde doel: het delen van informatie. Nu blijkt dat elke taal ongeveer evenveel informatie per seconde overbrengt.
Wanneer je in Spanje je je eerste woorden Spaans oefent, kan het Spaanse antwoord dat je terugkrijgt overweldigend snel klinken. Dat komt niet (alleen) door je gebrekkige kennis van de taal. Sprekers van het Spaans blijken namelijk daadwerkelijk sneller te praten.
Een internationale groep wetenschappers heeft de spraaksnelheid en informatiedichtheid van zeventien verschillende talen onderzocht. Daarvoor lieten ze 170 volwassenen in hun moedertaal vijftien teksten voorlezen. Het waren verschillende soorten teksten: van verhalen tot telefonische aanvragen. Het ging om dezelfde teksten, die in de verschillende talen vertaald waren. De teksten bestonden in totaal uit ongeveer 240.000 lettergrepen.
Socioloog over zelfmoordpreventie: ‘Probeer iemand met suïcidale gedachten uit het dal te helpen’
Socioloog Diana van Bergen en haar collega’s hebben een beurs van 9 ton gekregen voor een zelfmoordpreventieproject. ‘We weten dat er in de direct ...
Informatiesnelheid
De onderzoekers bepaalden via een gestandaardiseerde methode hoeveel informatie er per lettergreep wordt overgebracht. De hoeveelheid informatie wordt uitgedrukt in ‘bits’, zoals dit ook gebeurt bij computers. Zo berekenden de onderzoekers de hoeveelheid informatie die sprekers van een taal per seconde overbrachten in ‘bits per seconde’.
De informatie per lettergreep en de spreeksnelheid verschilden sterk tussen de zeventien talen. Toch bleek de ‘informatiesnelheid’ in elke taal ongeveer 39 bits per seconde te zijn.
De uitschieter op het gebied van informatiedichtheid is het Vietnamees. Elke lettergreep die een spreker van het Vietnamees uitspreekt, zit tjokvol informatie: acht bits per lettergreep. Dat moeten ze bekopen met een relatief lage spreeksnelheid. Ze spreken gemiddeld iets meer dan vijf lettergrepen per seconde uit, maten de onderzoekers.
Een spreker van het Japans spreekt veel sneller: bijna acht lettergrepen per seconde. Maar in het Japans bevatten de lettergrepen minder informatie: slechts vijf bits per lettergreep.
Voorlezen en gebarentalen
‘Het is een netjes uitgevoerde studie met een interessant resultaat’, mailt Mark Dingemanse, universitair hoofddocent taalwetenschap bij de Radboud Universiteit in Nijmegen.
Maar hij plaatst er ook een kanttekening bij. ‘Dit werk gaat uitsluitend over vijftien voorgelezen vertaalde teksten. Op zich prima: je moet nu eenmaal ergens beginnen. Maar als je een vertaalde set van teksten geeft aan mensen en dan opnames maakt terwijl ze die teksten voor de derde keer voorlezen, dan zul je zien dat de gemiddelde informatiesnelheid van die opnames uiteindelijk vrij constant is. De spreeksnelheid en de informatiedichtheid van lettergrepen worden kennelijk in balans gebracht.’ Dat de informatiesnelheid in alle talen gelijk is, kan dus mogelijk gedeeltelijk veroorzaakt worden door de manier waarop het onderzoek is opgezet.
Verder vraag Dingemanse zich af hoe non-verbale communicatie en gebarentalen in het plaatje passen. De uitspraak van de auteurs dat hun metingen ‘mogelijk geëxtrapoleerd kunnen worden naar de menselijke taal in het algemeen’, vindt hij daarom wat te optimistisch. ‘De auteurs lijken over het hoofd te zien dat spraak maar één dimensie is van taal. In alledaagse interactie komt spraak altijd samen met gebaren en andere non-verbale informatie. En er bestaan honderden niet-gesproken gebarentalen, waarop de gebruikte methoden moeilijk toepasbaar zijn, omdat ze strikt tekst- en spraakgebonden zijn.’
De auteurs geven zelf aan dat hun bevindingen wellicht een stuk minder sterk terug te vinden zijn in informele interactie, terwijl we juist daarin taal het meest gebruiken. Het onderzoek is dus een interessant begin waar hopelijk nog meer (non-verbaal) taalonderzoek op volgt.