Minstens 37 mannen, vrouwen en kinderen werden op brute wijze vermoord tijdens de grootste slachting in de bronstijd in Groot-Brittannië, mogelijk een vorm van ritueel geweld.
Ongeveer vierduizend jaar geleden werden ten minste 37 mannen, vrouwen en kinderen op brute wijze afgeslacht, in stukken gehakt en mogelijk opgegeten door hun vijanden voordat hun overblijfselen samen met de botten van vee in een 15 meter diepe grotschacht werden gegooid.
Het is het grootste en extreemste uitbarsting massaal geweld bekend uit de bronstijd in Groot-Brittannië, tussen 3000 en 800 voor Christus. De Britse archeologen achter de ontdekking denken dat de daders het deden om de slachtoffers te ontmenselijken, of ‘anders’ te maken, mogelijk als wraak en om een politieke boodschap over te brengen. De archeologen publiceerden hun ontdekking in het wetenschappelijke tijdschrift Antiquity.
‘Einstein liep als theoreticus vast op de nieuwe bevindingen’
Toen de Nederlandse natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes iets geks ontdekte over supergeleiding, was dit onder veel fysici het gesprek van de dag. Maa ...
Tekenen van trauma
Tot nog toe is bewijs voor geweld in de vroege bronstijd van Groot-Brittannië schaars, en het leek dat dit een relatief vreedzame tijd was vergeleken met eerdere en latere perioden. Maar dat beeld verandert door een nieuwe analyse van eerder aangetroffen overblijfselen in Charterhouse Warren in Somerset, in het zuidwesten van Engeland.
‘Het liep gruwelijk uit de hand’, zegt archeoloog Rick Schulting van de Universiteit van Oxford. ‘Er is niet veel fantasie voor nodig om te beseffen dat dit een afschuwelijke gebeurtenis was, vooral als je de botten van een jong kind vasthoudt dat op deze manier is behandeld.’
Twee opgravingen in de jaren 1970 en 1980 brachten menselijke resten aan het licht in de grotschacht van Charterhouse Warren. Het enige verslag hierover, gemaakt in 1988, documenteerde ongeveer 200 botten, en merkte alleen op dat sommige botten snijwonden hadden met tekenen van slachting.
Schulting en zijn collega’s wilden prehistorisch geweld in Groot-Brittannië beter begrijpen. Ze bezochten de bewaarde botten opnieuw, op zoek naar nieuwe aanwijzingen. Ze waren verbaasd toen ze in de collectie – met meer dan 3000 botten – meerdere botten vonden die aanzienlijke tekenen van verwondingen vertoonden.
Brits bloedbad
Met een gedetailleerde analyses van de overblijfselen wisten ze al snel een gruwelijk beeld te schetsen. De botten werden gedateerd tussen 2210 en 2010 voor Christus. De vele schedelbreuken en gebroken botten wijzen op een gewelddadige dood van de slachtoffers, van pasgeborene tot volwassene, waarvan meer dan de helft oudere kinderen waren.
Ribbreuken wijzen erop dat de borstholtes zijn opengereten. Snijtekens op de botten duiden op het afhakken van ledematen, onthoofding, het verwijderen van ingewanden en het van vlees, waarschijnlijk met stenen werktuigen. Er is ook bewijs voor scalperen en het verwijderen van kaken en tongen.
Bacteriemysterie
‘Deze nieuwe analyse laat een ongeëvenaarde schaal van wreedheid zien in prehistorisch Groot-Brittannië’, zegt archeoloog Richard Madgwick van de Universiteit van Cardiff in Wales, die niet betrokken was bij het onderzoek. ‘Dit is veel meer dan alleen een bloedbad. Er is veel moeite gedaan om de lichamen te ontleden en in stukken te hakken zodat de slachtoffers onherkenbaar werden als individuen.’
Naast het afslachten vertoonden sommige overblijfselen mogelijk bijtwonden, wat volgens de onderzoekers duidt op kannibalisme. Maar Madgwick is minder overtuigd, omdat er te weinig snijsporen zijn die overeenkomen met het verwijderen van vlees. Ook aaseters zouden verantwoordelijk kunnen zijn voor de bijtschade.
Daarnaast werd in een onderzoek uit 2023 DNA van de pestbacterie Yersinia pestis gevonden op de tanden van twee van de slachtoffers. Dat verdiept het mysterie alleen maar meer, en lijkt in tegenspraak met de manier waarop de lichamen zijn behandeld.
Geweld als opvoering
Afgezien van het raadsel van de pestbacterie denken de onderzoekers dat het bewijs wijst op een methodische en betekenisvolle aanval, in plaats van een uitzinnige, ondoordachte slachtpartij. Ze vergeleken het met andere gevallen van prehistorische slachtpartijen, en sloten verschillende mogelijkheden uit, waaronder druk door klimaatverandering, concurrentie om grondstoffen, begrafenisrituelen, verhongering of etnische conflicten.
De beste verklaring is dat sociale spanningen tussen lokale gemeenschappen, mogelijk voortkomend uit diefstal of beledigingen en verergerd door de angst voor ziekte, uit de hand liepen, wat resulteerde in een buitenproportionele vorm van ritueel ‘geweld als performance’ om een politiek statement te maken.
‘Het zal zeker repercussies hebben gehad, geweldscycli hebben aangejaagd, en de omringende gemeenschappen hebben verwikkeld in een zoektocht naar wraak door familieleden en bondgenoten’, zegt Schulting. ‘Het is zeer onwaarschijnlijk dat dit een eenmalige gebeurtenis was.’