Perth (AU) – Fossiele sporen in Australië duiden erop dat 1200 miljoen jaar geleden al meercellige dieren leefden.


Dierachtige organismen lieten 1200 miljoen jaar geleden stokoude sporen na in Australië. Dat is twee keer zo oud als de tot nu toe gevonden fossielen. Toch komt deze datering overeen met modelberekeningen van moleculair-biologen over de eerste dieren op Aarde. Een team van Australische en Zweedse paleontologen doet in het tijdschrift Science melding van deze uitzonderlijke vondst.
De paleontologen vonden de sporen in zandstenen in het nationale park de Stirling Range in het zuidwesten van Australië. Deze stenen lagen ooit op de bodem van een ondiepe zee. Om de stenen op oudheid te schatten, maten Birger Rasmussen en zijn collega's van de University of Western Australia het radioactief verval van mineralen gevormd rondom de sporen. Ze ontdekten dat de oudste mineralen 2000 miljoen jaar geleden ontstonden, terwijl de jongste dateren van 1200 miljoen jaar geleden. De organismen die de sporen maakten, moeten dus in het tijdvak daartussen hebben geleefd. De fossiele sporen bestaan uit twee gleufjes enkele millimeters uit elkaar. Dit 'karrespoor lijkt op het pad van weekdieren en wormen en kan dus afkomstig zijn van dieren die zich langs een slijmspoor in het water of op land voortbewegen. Dat vertelt de paleontologen wat over het gedrag van het dierachtige organisme, maar niets over hoe het eruit zag.
Als de interpretatie van de Stirlingsporen klopt, betekent dit dat de modelberekeningen over vroeg leven van meercelligen juist is. Het zal een nieuwe impuls zijn voor de speurtocht naar stokoude meercellige diertjes.


Animatiebeelden tonen de fictieve voortbeweging van het meercellige dier.


Frédérique Melman