Speurhonden hoeven binnenkort wellicht niet meer in mijnenvelden rond te lopen. Getrainde sluipwespen nemen hun taak over.
“Overal waar we nu honden voor speurwerk inzetten, kunnen we in de toekomst sluipwespen gebruiken”, stelt Felix Wäckers van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO). “De antennes van sluipwespen zijn voor sommige stoffen zelfs nog gevoeliger dan een hondenneus.”
Wäckers houdt legio toepassingen voor mogelijk. Inmiddels is aangetoond dat sluipwespen mijnen en andere explosieven kunnen opsporen. Daarnaast denkt Wäckers aan het inzetten van insecten bij het controleren op drugs, het vinden van lijken en het herkennen van ziekteverschijnselen bij planten, dieren of mensen. Ook voor het detecteren van biologische of chemische wapens kunnen de sluipwespen een oplossing bieden.
‘Ik probeer robots te ontwikkelen die ook echt een nieuwe stap maken’
Hoe werkt vliegen? Dat lijkt een simpele vraag, maar voor luchtvaarttechnicus en bioloog David Lentink is het een levenslange zoektocht.
Insecten kunnen leren een specifiek signaal af te geven als ze een bepaalde stof herkennen. Wäckers: “Wij hebben in feite een Pavlov-reactie gebruikt, waarbij we een nieuwe geur koppelen aan een ervaring met voedsel.” Hetzelfde deed de Russische fysioloog Ivan Pavlov met honden: hij leerde hen het geluid van een bel te associëren met eten. Vervolgens begonnen ze alleen al bij het horen van de bel te kwijlen.
“De getrainde insecten steken hun monddelen uit als ze de geurstof ruiken”, legt Wäckers uit. Sluipwespen zijn echter maar een paar millimeter groot. Ook kun je ze moeilijk voortdurend in de gaten houden. “We hebben een apparaat ontwikkeld dat hun gedrag registreert. We meten elektronisch het schrapen van de monddelen over de ondergrond.”
De wesp zit tijdens een opsporingsactie in een klein kooitje in het registrerende apparaat. Het apparaat zuigt lucht naar binnen en blaast het door het kooitje heen. “We weten al dat dit werkt bij mijnenvelden”, zegt Wäckers. “Ik verwacht dat we dit binnen een jaar of twee, drie al in de praktijk kunnen brengen.”
Nienke Beintema