In de Amerikaanse staat Colorado zijn duizenden fossielen van planten en dieren gevonden die een unieke blik werpen op hoe het leven zich herstelde na de meteorietinslag die de dinosauriërs de das omdeed.
De planetoïde die ongeveer 66 miljoen jaar geleden neerkwam op wat nu het Mexicaanse schiereiland Yucatan is, doodde driekwart van alle levende organismen op aarde, waaronder alle niet-vliegende dinosauriërs. Van de eerste miljoen jaar na deze uitstervingsgolf is bijzonder weinig bewaard gebleven, zegt paleontoloog Tyler Lyson van het natuurwetenschappelijk museum in Denver. ‘Ik zoek al vijftien jaar naar fossielen uit dit tijdvak en heb in die tijd slechts een handjevol aftandse zoogdierkaken gevonden’, zegt hij.
Dit veranderde toen Lyson en zijn collega’s stopten met zoeken naar botten en in plaats daarvan op zoek gingen naar een type gesteente dat zich vormt rond organisch materiaal, waaronder bot. Deze ‘concreties’ leverden een schat aan nieuwe ontdekkingen op in de Corral Bluffs-regio in Colorado. ‘Ineens vonden we hele schedels, in sommige gevallen zelfs hele skeletten, van zoogdieren, krokodillen en schildpadden, met vlak daarnaast planten’, zegt Lyson.
‘Ik probeer robots te ontwikkelen die ook echt een nieuwe stap maken’
Hoe werkt vliegen? Dat lijkt een simpele vraag, maar voor luchtvaarttechnicus en bioloog David Lentink is het een levenslange zoektocht.
De onderzoekers vonden bijna duizend fossielen van gewervelden en meer dan zesduizend fossielen van planten in de verzamelde concreties. Ze dateerden het gesteente en konden zo een gedetailleerde chronologie opstellen van het herstel van het leven na de vernietigende meteorietinslag. Hun bevindingen publiceerden ze in Science.
Drie evolutie-uitbarstingen
In de periode direct na de meteorietinslag waren varens de meest voorkomende plantensoort. Zoogdieren die de ellende hadden overleefd, wogen slechts een halve kilogram. Een van hen was Mesodma, een knaagdierachtig diertje dat overeenkomsten vertoont met vroege voorouders van hoefdieren.
Binnen 100.000 jaar hadden zoogdieren zich weten te herstellen tot grofweg dezelfde omvang als voor de meteorietinslag. Ze wogen weer zo’n 8 kilo. Bossen bestonden in deze periode hoofdzakelijk uit palmbomen.
Binnen 300.000 jaar kwam het herstel van de diversiteit van planten in de bossen op gang en groeiden zoogdieren verder tot een omvang van zo’n 25 kilo.
Na 700.000 jaar tikten zoogdieren een omvang tot 50 kilo aan. Onder hen waren de plantenetende, knaagdierachtige Taeniolabis taoensis en de aan moderne hoefdieren verwante Eoconodon coryphaeus. Deze groeispurt viel samen met het verschijnen van de eerste peulvruchten. Lyson doopte deze gebeurtenis om tot ‘energiereepmoment’, aangezien die vermoedelijk de calorieën leverde die nodig waren voor de snelle groei.
Toen de onderzoekers het klimaatarchief in doken, zagen ze dat de drie ontdekte uitbarstingen van zoogdierlijke evolutie samen lijken te vallen met temperatuurstijgingen van zo’n 5 graden Celsius. Dit wijst erop dat de opmars van zoogdieren mogelijk een handje is geholpen door een meer tropisch klimaat. Dat bevorderde plantengroei en daardoor de voedselvoorziening, zegt Lyson.
Oogwenk
De spectaculaire fossiele vondsten geven ‘ontegenzeggelijk het beste beeld van wat er gebeurde na het uitsterven van de dinosauriërs tot nu toe’, zegt paleontoloog P. David Polly van de Indiana-universiteit in de VS. ‘Ze laten zien dat de diversiteit van zoogdieren en planten binnen zo’n 100.000 jaar weer herstelde; een oogwenk op geologische tijdschaal.’
Een gedetailleerd beeld van het ecosysteemherstel na de laatste uitstervingsgolf kan mogelijk helpen bij het voorspellen van wat er zal gebeuren na de zesde uitstervingsgolf, waar we volgens sommige experts midden in zitten als gevolg van de snelle klimaatverandering van nu, zegt paleontoloog Gregory Webb van de Universiteit van Queensland in Australië.
De Corral Bluffs-fossielen hebben nog lang niet al hun geheimen prijsgegeven, zegt Lyson. Toekomstig onderzoek naar de schedelvorm, ledemaatanatomie en het binnenoor van de zoogdieren kan aanwijzingen opleveren over wat de dieren aten, hun bijtkracht, of het klimmende of ondergronds levende dieren waren, en hoe ze bewogen, zegt hij.