Heeft antisociaal, delinquent gedrag een biologische oorsprong? Deze controversiële vraag probeert gedragswetenschapper Moji Aghajani van de Universiteit Leiden met collega’s van het consortium ENIGMA Antisocial Behavior te beantwoorden. Uit hun analyse van ruim tweeduizend hersenscans blijkt dat de hersenstructuur van jongeren met extreem antisociaal gedrag wezenlijk verschilt van die van hun typisch ontwikkelende leeftijdgenoten.

Wat voor antisociaal gedrag onderzocht u?

‘We onderzochten jongeren met de klinische diagnose ‘antisociale gedragsstoornis’ (Conduct Disorder). Daaronder valt agressie, delinquent gedrag, gebrekkige empathie en weinig gevoelens van schuld of berouw. Het zijn niet simpelweg ‘stoute jongetjes’. Het zijn extreem antisociale jongeren die in een forensisch psychiatrische instelling of een jeugdgevangenis zitten.’

U analyseerde breinscans van 1185 jongeren met antisociale gedragsstoornis en die van 1253 typisch ontwikkelende leeftijdsgenoten. Wat bleek daaruit?

‘We zien dat zowel de cortex, de schors van het brein, als de subcorticale gebieden, die wat dieper in het brein liggen, kleiner zijn bij de groep jongeren met antisociaal gedrag. Dat effect is het grootst binnen de subgroep die boven op antisociaal gedrag ook psychopathische trekken vertoont. Dit sluit aan bij het idee dat een antisociale gedragsstoornis, net als bijvoorbeeld ADHD of autisme, een neurodevelopmental disorder is. Daarbij is de ontwikkeling van het brein in de kindertijd en adolescentie verstoord.

‘Er komt een moment dat we een grieppandemie niet kunnen voorkomen’
LEES OOK

‘Er komt een moment dat we een grieppandemie niet kunnen voorkomen’

Ron Fouchier staat aan de frontlinie in de strijd tegen de griep. Met nieuwe vaccins wil hij ons beschermen tegen toekomstige pandemieën.

Eerder onderzoek wijst erop dat niet één hersengebied, gen of persoonlijkheidstrek daarvan de oorzaak is. Je hebt vrijwel altijd zowel biologische als omgevingsfactoren nodig. Het is de cocktail die kan leiden tot een abnormale breinontwikkeling en antisociale gedragsstoornis.’

Wat voor factoren zijn dat zoal?

‘Bijvoorbeeld het erven van een genetische kwetsbaarheid van een oude. Of een moeder die tijdens de zwangerschap extreme stress ervaart, of alcohol of drugs gebruikt, wat de foetale breinontwikkeling ontregelt. Negatieve omgevingsfactoren zijn bijvoorbeeld opgroeien in armoede of in een wijk met veel criminaliteit, of verwaarlozing of mishandeling ervaren.’

Betekent het verschil in hersenstructuur dat sommige jongeren gedoemd zijn om problemen te krijgen?

‘Dat zou kunnen. Dat is het controversiële aan dit onderzoek. Maar de meeste jongeren met deze stoornis zijn wel vatbaar voor verbetering. Mits je op tijd ingrijpt en er bijvoorbeeld een zorgzaam familielid, vriend of docent aanwezig is. Ook groeit een deel eroverheen.

Maar een deel blijft ermee rondlopen. Dat is de zorgwekkende groep die soms draaideurcrimineel wordt, met een antisociale persoonlijkheidsstoornis of psychopathische trekken. We kunnen nog niet voorspellen wie dat zijn, en wie dus langdurige supervisie nodig hebben. Daar willen we wel naartoe.’

Is het een risico dat je jongeren hiermee als problematisch kunt bestempelen voordat ze iets verkeerds hebben gedaan?

‘Dat kan, als de kennis op een verkeerde manier wordt ingezet. De nadelen hiervan worden heel mooi aangekaart in de film Minority Report, die een toekomst beschrijft waarin mensen preventief worden opgepakt op basis van AI-gegenereerde risicoprofielen. Daar moeten we absoluut niet heen! We willen vooral de stoornis beter begrijpen, zodat we die beter kunnen behandelen.’

Kunnen we antisociaal gedag ooit voorkomen?

‘Ik denk dat het utopisch is om te denken dat we al het antisociale gedrag kunnen voorkomen. We kunnen wel proberen om risicofactoren aan te pakken en mensen beter te begeleiden. Bijvoorbeeld met medicatie of psychotherapie. Of door een veilige omgeving, zoals een sociaal netwerk, of een fijne baan. Daarmee kunnen we de schade die ze voor zichzelf en de maatschappij creëren zo veel mogelijk reduceren.’


Moji Aghajani is universitair docent aan de Universiteit Leiden. Met de werkgroep Antisocial Behavior van het internationale onderzoeksconsortium ENIGMA publiceerde hij in The Lancet Psychiatry over de hersenstructuur van jongeren met een antisociale gedragsstoornis.