Plastic deeltjes zijn slecht voor de natuur, hoor je vaak. Maar hoe slecht precies?
Wageningse wetenschappers bekeken ruim een jaar hoe micro- en nanoplastics het leven in sloten beïnvloeden. Daar kunnen anderen op voortbouwen, stelt onderzoeksleider Bart Koelmans.
Waarom deden jullie niet zoals gebruikelijk onderzoek in het lab, maar in sloten?
‘In het laboratorium wordt er maar een korte periode, bijvoorbeeld een paar weken, gekeken naar de invloed van plasticdeeltjes op organismen. Het is echter relevanter als we de organismen veel langer aan plastic blootstellen. In de natuur verdwijnt het plastic ook niet opeens na een paar weken. Bovendien zie je in zo’n korte periode niet de effecten op langzame processen bij organismen, zoals de voortplanting. Daarom deden wij vijftien maanden lang onderzoek in de buitenwereld.
Op zoek naar de vliegroute van de grote stern
Ecoloog Ruben Fijn bracht met gps voor het eerst uitgebreid het vlieggedrag van de grote stern in kaart. Zijn onderzoek laat ...
Daarnaast blijven in het laboratorium de omstandigheden hetzelfde. In een sloot is er veel meer variatie in bijvoorbeeld temperatuur, daglicht en weersomstandigheden. Het zou kunnen dat die variaties zo groot zijn dat je het effect van plastic niet meer kunt zien. Wij tonen aan dat je het effect van plastic wél kunt meten. Andere wetenschappers kunnen nu voortbouwen op dit onderzoek.’
Hoe gingen jullie te werk? Door een berg plastic in sloten te dumpen?
‘Nee, dat gebeurde niet. Promovendus Paula Redondo-Hasselerharm vermengde plastic met het bodemmateriaal van de sloot, het sediment. Die bakken met sedimentmengsels hadden verschillende concentraties nano- en microplastics. Ze werden vervolgens in de bodem van een sloot ingegraven. In de bakken zaten in eerste instantie geen planten of dieren. De levende wezens in de sloot konden zich vestigen in de ingegraven sedimenten met plastics. Wij keken hoe verschillende organismen, zoals slakken, wormpjes en kevers, zich ontwikkelden over een periode van vijftien maanden.’
Wat voor effecten hadden de plastics op het bodemleven?
‘Eigenlijk vrij weinig. Alleen bij 5 procent plastic, de hoogste concentratie, vonden we effect van de nano- en microplastics op de beestjes in de sloot. Bij die concentratie deden bepaalde soorten het slechter, maar andere deden het juist beter. Dat wil niet zeggen dat het plastic goed was voor die organismen. Plastics kunnen bijvoorbeeld ook de concurrenten de das om hebben gedaan. Een belangrijke kanttekening is wel dat een concentratie van 5 procent plastic een stuk hoger is dan normaal gesproken voorkomt in de natuur.’
We hoeven ons dus eigenlijk geen zorgen te maken over nano- en microplastics in de natuur?
‘Dat zou je kunnen zeggen, maar de concentratie plastic van vandaag is niet de concentratie van morgen. Over twintig jaar zijn er op bepaalde locaties misschien wél concentraties van 5 procent. Zeker als we nu niets doen. We moeten voorkomen dat over twintig jaar dit soort concentraties worden bereikt.’
Waar moeten we dan de grens leggen?
‘Om het risico te bepalen, moet je kijken wanneer je een effect ziet. In dit onderzoek is dat bij 5 procent plastic. Maar wat is een veilige norm? Is 4,9 procent dan wel veilig? Bij de eerste lagere concentratie dan 5 procent, 0,5 procent, vonden we geen effect. Dus ergens tussen 0,5 en 5 procent wordt het riskant. Als we beneden 0,5 procent blijven, weten we in elk geval dat we goed zitten. Dat percentage kunnen we het beste aanhouden als veilige norm.’
Het onderzoek naar de invloed van plastic deeltjes op het leven in sloten van Koelmans en zijn team is gepubliceerd in Science Advances.