Grote plantetende dinosauriërs wisselden regelmatig hun tanden. Dat blijkt uit een onderzoek dat paleontologen op 17 juli in PLOS ONE publiceerden.
Sauropoda, gigantische plantetende dinosauriërs, wisselde elke één tot twee maanden een tand. Dat was ook wel nodig om hun gebit intact te houden: doordat ze constant op planten kauwden, versleten de dinosauriërs hun tanden snel.
Tot die conclusie kwamen Amerikaanse onderzoekers nadat ze fossielen van Sauropoda bestudeerden. Ze telden het aantal afzettingslijnen in het tandbeen, een laag die onder het tandglazuur schuilgaat. Het tandbeen blijft gedurende het hele leven van het dier groeien, en draagt de tekenen van tandvorming en een tandenwissel.
Nieuwe technologie onthult het verborgen leven van dinosauriërs
Van migrerende planteneters tot toegewijde ouders: paleontologen ontrafelen stukje bij beetje het gedrag van dinosauriërs.
De paleontologen keken naar twee soorten dinosauriërs, de Diplodocus en de Camarasaurus. Hoewel de twee verre familie van elkaar waren, zagen ze er totaal anders uit. Ze deelden wel hun gigantische formaat.
De Camarasaurus bleek in elke tandkas drie vervangingstanden klaar te hebben staan. Hij wisselde elke 62 dagen een tand. De tandkas van de Diplodocus bevatte maar liefst vijf nieuwe tanden. Elke 35 dagen verscheen een nieuwe tand in het gebit van de Diplodocus.
‘De Sauropoda hadden een ‘kwantiteit boven kwaliteit’ benadering als het op tanden aankwam,’ meldt paleontoloog Michael D’Emic in een persverklaring. ‘Dat is het tegenovergestelde van wat we vandaag de dag in grote dieren zien.’
Bekijk hieronder de kaak van de Diplodocus. Bot is transparant, de tanden zijn ondoorzichtig.