Grote stukken DNA die genetici altijd als nutteloos beschouwden, zijn nu een doelwit voor kankeronderzoek. Waarom worden die ‘rommelgenen’ nu opeens uit de prullenbak gehaald? Moleculair bioloog Pieter Mestdagh (1982) van de Universiteit Gent onderzoekt de rol van rommelgenen in kankercellen en zoekt daarbij naar een manier om de ziekte te bestrijden.
Een deel van ons DNA is coderend, dat wil zeggen dat het moleculen (mRNA) produceert die talloze verschillende eiwitten vormen. Het coderende DNA behelst slechts 2 procent van het totaal. De overige 98 procent beschouwden wetenschappers tot voor kort als rommel-DNA, DNA dat niet voor een eiwit codeert. Dankzij zijn onderzoek naar dit DNA en de relatie ervan met kanker is Pieter Mestdagh tot de Top 5 van New Scientist Wetenschapstalent 2016 verkozen.
‘Bij mannen ruikt het meer naar kaas, bij vrouwen naar ui’: verrassende verhalen over microben
Ze zitten op je neus, op je bord, in je darmen, onder je voeten. Te klein om met het blote oog te zien, met oneindig veel en ...
‘In de laatste paar jaren hebben revolutionaire ontwikkelingen laten zien dat er toch heel wat informatie verborgen ligt in die overige 98 procent,’ zegt Mestdagh. ‘Het rommel-DNA blijkt RNA te produceren dat geen eiwitten vormt: niet-coderend RNA. Deze moleculen hebben belangrijke functies in de cel. Wij bestuderen de rol van een groep lange niet-coderende RNA-moleculen, of lncRNA’s. Deze specifieke producten van rommel-DNA zijn betrokken bij het functioneren van allerlei verschillende kankercellen.’
De finale van New Scientist Wetenschapstalent 2016 vindt donderdag 22 september plaats tijdens het evenement New Scientist Live: Brein in Hotel Casa 400, Amsterdam.
Tijdens die avond spreken ook hersenwetenschappers Erik Scherder, Iris Sommer en Alexander Sack over de actuele stand van zaken in de neurowetenschap.
Specificiek
Er bestaan tienduizenden verschillende lncRNA’s. Mestdagh en zijn team bestuderen deze moleculen omdat ze heel specifiek aanwezig zijn in een bepaald celtype. Er zijn lncRNA’s die enkel tot expressie komen in levercellen, andere alleen in hartcellen. Maar er zijn ook voorbeelden die uitsluitend voorkomen in borstkankercellen.
Die specificiteit is voor Mestdagh de belangrijkste reden om de aandacht op lncRNA’s te vestigen. ‘Enerzijds zijn de moleculen aantrekkelijke diagnostische tools. Als we moleculen vinden waarvan wij weten dat slechts leverkankercellen die maken, kunnen we vaststellen dat die cellen in de patiënt aanwezig zijn,’ zegt Mestdagh. ‘Maar ook therapeutisch zijn ze aantrekkelijk. Het feit dat ze uitsluitend bij een specifieke celsoort voorkomen, impliceert dat ze essentieel zijn voor dat type. Als we het DNA dat die lncRNA produceert uitschakelen, zou die cel het in theorie niet overleven, terwijl andere cellen ongeschonden blijven.’
Melanoom
Mestdagh heeft met zijn team gevonden dat wel veertig verschillende kankertypes hun eigen lncRNA’s hebben. Zowel in celkweekjes als in muizen heeft hij aangetoond dat cellen van een melanoom, een agressieve vorm van huidkanker, niet overleven zonder hun specifieke lncRNA’s. ‘Het zal echter een grote inspanning van een heel onderzoeksveld vergen om erachter te komen wat de precieze functies van alle verschillende soorten RNA’s zijn.’
Dat hij iets kan betekenen voor de behandeling van een ziekte die zo veel mensen treft, is voor Mestdagh heel belangrijk. ‘Er is uiteraard een dringende nood naar meer specifieke tools om kanker mee op te sporen en te behandelen. Dat geeft mij de drang om hier meer over te ontdekken. Ons onderzoek betreft een aspect van kankerbiologie dat altijd genegeerd en daardoor onbekend is geweest. Mijn interesse in dit gebied komt vooral voort uit nieuwsgierigheid naar dat onbekende. Dat ik nieuwsgierig blijf is daarom voor mij van groot belang.’
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: