Het voedingspatroon van onze voorouders is in de loop van de afgelopen 2,5 miljoen jaar drastisch veranderd. Israëlische onderzoekers denken dat dit onze evolutie diepgaand heeft beïnvloed.
Volgens een team met onder meer archeologen Miki Ben-Dor en Ran Barkai van de Universiteit van Tel Aviv in Israël werd het dieet van mensachtigen ooit zo gedomineerd door vlees van enorme dieren dat sommige van die soorten uitstierven door de jacht erop. Dit dwong onze voorouders om zich te richten op kleinere, moeilijker te vangen prooien.
Dat zou dan weer geleid hebben tot een hogere intelligentie en de ontwikkeling van taal, complexe sociale structuren, en betere wapens en gereedschappen. ‘Het belangrijkste idee dat we naar voren schuiven, is dat slechts één ecologische motor de hele menselijke evolutie dreef’, zegt Ben-Dor. ‘De enige drijfveer is de afname van de prooigrootte.’
‘Pijn werkt verschillend bij mannen en vrouwen’
Mannen en vrouwen ervaren pijn op een verschillende manier. Artsen moeten zich hier meer van bewust zijn, stelt Esmeralda Blaney Davidson.
Het team heeft een indrukwekkend scala aan bewijsmateriaal gebruikt, zegt evolutionair antropoloog Sherry Nelson van de Universiteit van New Mexico. Toch is ze niet overtuigd. Volgens haar citeren de onderzoekers te vaak artikelen die hun hypothese ondersteunen, zonder dat ze alternatieve hypotheses in overweging nemen.
Steeds minder vlees
Moderne mensen (Homo sapiens) bestaan al ongeveer 300.000 jaar. We zijn geëvolueerd uit eerdere leden van het geslacht Homo, zoals Homo erectus, die op hun beurt zouden zijn voortgekomen uit de meer op apen lijkende Australopithecus-mensachtigen. De vroegst bekende overblijfselen van Homo-soorten zijn 2,8 miljoen jaar oud.
Ben-Dor en zijn collega’s verzamelden bewijsmateriaal over wat oude mensachtigen aten. Dit omvatte sporen van voedsel die op tanden te vinden waren, botten met snijmarkeringen die duiden op het slachten van dieren, en chemische analyses van bewaard gebleven eiwitten uit mensachtigen.
Ze concludeerden dat Australopithecus voornamelijk planten at. Vroege Homo-soorten aten meer vlees, waarbij Homo erectus – de eerste soort waarvan bekend is dat hij zich buiten Afrika waagde – het meeste vlees van allemaal consumeerde. Toen onze soort voor het eerst verscheen, was vlees nog een groot voedingsbestanddeel, maar in de afgelopen 50.000 jaar zijn we er minder van gaan eten.
Kleiner en wendbaarder
In een tweede studie, gepubliceerd in februari, stellen Ben-Dor en Barkai dat vroege mensachtigen zoals Homo erectus meestal jaagden op heel grote dieren zoals olifanten. Dit vereiste volgens hen alleen eenvoudige wapens zoals houten speren. ‘Je hebt waarschijnlijk meer moed nodig om op een olifant te jagen dan op een zebra, maar het is minder ingewikkeld’, zegt Ben-Dor.
Ook wijst Ben-Dor op een studie uit 2019 waaruit bleek dat de populaties van dergelijke megafauna in Oost-Afrika aan het afnemen waren, vanaf 4,5 miljoen jaar geleden. Hij stelt dat de jacht door mensachtigen heeft bijgedragen aan die achteruitgang. Omdat de grootste dieren zeldzamer werden, moesten mensachtigen overstappen naar kleinere, wendbaardere dieren. Dat vereiste betere technologie, zoals de pijl en boog die door hedendaagse jager-verzamelaars worden gebruikt, wat de evolutie van grotere intelligentie noodzakelijk maakte.
Koken met vuur
Het is ‘een interessante hypothese’, zegt Nelson. Delen ervan passen wel bij het beschikbare bewijsmateriaal, zegt ze. Australopithecus lijkt bijvoorbeeld lange darmen te hebben gehad, vergelijkbaar met die van plantetende apen zoals chimpansees en gorilla’s. En er zijn aanwijzingen dat de vroege Homo-soorten meer vlees aten.
Maar Nelson is er niet van overtuigd dat Homo erectus regelmatig op de grootste dieren jaagde. ‘Zulk groot wild najagen impliceert een aanzienlijke mate van samenwerking, coördinatie en planning’, zegt ze, zelfs als er geen complexe gereedschappen voor nodig zijn.
In plaats daarvan zijn de Homo erectus-diëten mogelijk verbeterd doordat deze mensachtigen leerden hoe ze met vuur voedsel konden koken. Er is geen bewijs voor dat mensachtigen zo vroeg vuur gebruikten, maar Nelson zegt dat hedendaagse jager-verzamelaars vaak vuren makan die maar korte tijd branden. Die zouden niet bewaard gebleven zijn.
Nelson vraagt zich ook af of de volgorde van gebeurtenissen wel overeenkomt met de hypothese van Ben-Dor en Barkai. De meeste van de megafaunauitstervingen vonden plaats in de afgelopen 25.000 jaar, lang nadat Homo erectus zelf was uitgestorven. 25.000 jaar geleden had Homo sapiens allang grote hersenen ontwikkeld. ‘Dat klopt niet echt’, zegt ze.
Altijd planteneters?
Ook Gerrit Dusseldorp, expert op het gebied van jager-verzamelaars in het Pleistoceen aan de Universiteit Leiden, noemt de hypothese intrigerend, maar heeft de nodige bedenkingen. ‘Er zitten een aantal innovatieve elementen in. En ik denk zeker dat het minder prominent worden van grote dieren directe en indirecte effecten had op de leefwijze van onze voorouders. Ik ben er alleen niet van overtuigd dat dit gegeven een sluitende verklaring biedt voor de ontwikkeling van onze hersengrootte.’
Volgens Dusseldorp is het probleem vooral dat Ben-Dor en Barkai voorbijgaan aan de beperkingen van de archeologie. ‘Eigenlijk zijn er voor de relevante periode op basis van vindplaatsen geen trends vast te stellen op het gebied van prooivoorkeur.’
Daarnaast denk hij dat het aandeel van plantaardig voedsel in het dieet van onze voorouders niet goed is meegenomen. ‘Hedendaagse jager-verzamelaars in Afrika eten erg veel plantaardig voedsel; ze halen daar meer dan 50 procent van hun calorieën uit. Er zijn ook aanwijzingen dat voor de vroege Homo sapiens planten van groot belang waren. Wat is dan waarschijnlijker? Dat planten miljoenen jaren lang ‘uit’ waren en pas sinds kort weer gegeten worden? Of dat wij als primaten altijd veel planten hebben gegeten?’