Dankzij gps-satellieten die signalen naar het aardoppervlak sturen, kunnen onderzoekers ontdekken waar en wanneer illegale ondergrondse explosies van kernbommen plaatsvinden.

Onderzoekers uit de VS onthulden in Wenen op een bijeenkomst van CTBTO, een verdragsorganisatie tegen testen van kernbommen, hoe ze dankzij het gps-systeem ondergrondse kernexplosies kunnen opsporen. Aan de universiteit Ohio State analyseerden ze gegevens uit 2009, toen Noord-Korea zo’n test uitvoerde. De ondergrondse schokgolf verraadt zich door een verandering van de elektronendichtheid in de ionosfeer.

Uiteraard is gps vooral bedoeld om de positie van gps-ontvangers zoals een navigatiesysteem in een auto of een mobiele telefoon te berekenen. Voor onderzoeksdoeleinden zijn daarnaast wereldwijd de nodige gps-ontvangers geplaatst die continu de kwaliteit van de ontvangst van het satellietsignaal meten. Een van de problemen is dat gps gevoelig is voor verstoringen van de atmosfeer, legt hoogleraar geodesie Dorota Grejner-Brzezinska uit, en dan vooral door de geladen deeltjes in de ionosfeer. Haar onderzoeksproject is gericht op het verbeteren van gps door die gevoeligheid te verkleinen.

De ongefilterde waarheid: de wetenschap achter het effect van cafeïne
LEES OOK

De ongefilterde waarheid: de wetenschap achter het effect van cafeïne

Volgens onderzoek naar cafeïne zijn koffie en decaf goed voor de gezondheid, maar kunnen energiedrankjes juist gevaarlijk zijn.

Maar ook hier heeft een nadeel een voordeel – onderzoekster Jihye Park schreef computeralgoritmen die uit gps-gegevens plotselinge schommelingen in de elektronendichtheid kunnen afleiden. De meetgegevens van elf gps-stations in Azië lieten alle een plotselinge piek zien op de dag dat Noord-Korea een nucleaire test uitvoerde. Park kon daarmee de uit seismische gegevens berekende locatie van de ontploffing in 2009 bevestigen. Ze toonde aan dat de schokgolf zich verplaatste met een snelheid van 870 kilometer per uur. Een artikel waarin de onderzoekers de ontdekking beschrijven, hebben ze inmiddels opgestuurd naar het vakblad Geophysical Research Letters.

Erick Vermeulen