De Nobelprijs voor de natuurkunde draait dit jaar om ontdekkingen over zwarte gaten en het ‘donkerste geheim van de Melkweg’. De eer gaat voor de ene helft naar het theoretische werk van de Brit Roger Penrose, en voor de andere helft naar observaties van de Duitser Reinhard Genzel en de Amerikaan Andrea Ghez.
Penrose (Universiteit van Oxford) kreeg de erkenning voor zijn theoretische onderzoek naar hoe sterren ineen kunnen storten tot zwarte gaten. Genzel (Max Planck Instituut in Garching) en Ghez (Universiteit van Californië in Los Angeles) wonnen de prijs voor hun onderzoek naar Sagittarius A*, het enorme object in het centrum van de Melkweg. Hiervan wordt aangenomen dat het een superzwaar zwart gat is.
‘Einstein liep als theoreticus vast op de nieuwe bevindingen’
Toen de Nederlandse natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes iets geks ontdekte over supergeleiding, was dit onder veel fysici het gesprek van de dag. Maa ...
Gepassioneerd
Ghez zei dat haar ontdekking van het ‘superzware compacte object’ in 2000 zowel twijfel als opwinding opriep. ‘Je moet jezelf ervan overtuigen dat je echt ziet wat je denkt dat je ziet’, zei ze vandaag tijdens de persconferentie van de Koninklijke Zweedse Academie voor Wetenschappen.
Ghez is pas de vierde vrouw die de Nobelprijs voor de natuurkunde in ontvangst mag nemen. In 1903 was Marie Curie de eerste. ‘Ik hoop dat ik hiermee andere jonge vrouwen kan inspireren om de natuurkunde in te gaan’, aldus Ghez. Gevraagd naar wat haar boodschap is in een tijd waarin het belang van wetenschap in twijfel wordt getrokken in de VS, antwoordt ze dat ‘wetenschap ontzettend belangrijk is’. Ze is dan ook gepassioneerder dan ooit om colleges te geven, voegt ze toe.
Zoektocht
Het bestaan van zwarte gaten is een direct gevolg van de algemene relativiteitstheorie van Albert Einstein. Penroses wiskundige berekeningen aan de vorming van zwarte gaten gaven het idee echter pas in 1965 echt vorm, zei voorzitter van de Nobelcommissie David Haviland tijdens de persconferentie. ‘Hij legde het theoretische fundament om in het bestaan van de objecten te geloven. Je kunt deze objecten vinden als je naar ze op zoek gaat.’
Ghez en Genzel gingen vervolgens aan de slag om het bestaan van deze objecten aan te tonen. Daartoe volgden ze de beweging van drie sterren rond de radiobron Sagittarius A*, die ze zelf niet direct konden zien. Hun werk bestond uit jaren van observaties, en vormde de basis voor de nog steeds aanhoudende pogingen om een foto te maken van het zwarte gat in het centrum van ons sterrenstelsel.