Het aantal dinosaurussen was mogelijk stabiel voor de inslag van de planetoïde. Dit gaat in tegen eerdere aanwijzingen uit fossielen die erop wezen dat de dinosaurussoorten al afnamen.
De populaties van dinosaurussen gingen waarschijnlijk niet achteruit in de periode vlak voordat een planetoïde ze allemaal wegvaagde. In plaats daarvan zijn er misschien simpelweg weinig fossielen uit die periode. Daarop wijst nieuw onderzoek.
Er is veel discussie geweest over de vraag of dinosauruspopulaties floreerden of afnamen toen een enorme planetoïde ongeveer 66 miljoen jaar geleden op aarde insloeg. Met name een afname in de beschikbaarheid van dinosaurusfossielen uit de jaren voorafgaand aan de inslag heeft sommige wetenschappers doen geloven dat de reuzenreptielen toch al gedoemd waren te verdwijnen.

(Geen) gemier
Deze maand trok een grappig nieuwtje mijn aandacht. Twee Italiaanse wetenschappers hadden maandenlang op hun knieën op de grond gezeten, turend naar ...
Fossielen
Paleontoloog Christopher Dean van het University College London en zijn onderzoeksgroep analyseerden een dataset van meer dan 8000 fossielen van vier soorten dinosaurussen die tussen 84 miljoen en 66 miljoen jaar geleden in Noord-Amerika leefden, waaronder de beroemde Tyrannosaurus rex en Triceratops. Ze vonden veel fossielen van dinosaurussen die 84 miljoen tot 75 miljoen jaar geleden leefden. De daaropvolgende 9 miljoen jaar – tot aan de zogeheten Chicxulub-inslag – daalde dat aantal. Maar dat is niet hele verhaal.
De onderzoekers berekenden hoeveel land uit de jaren voorafgaand aan de inslag van de planetoïde er op dit moment toegankelijk is voor paleontologen. En ze keken hoeveel opgravingsexpedities er in die gebieden zijn ondernomen. Zo ontdekte Deans onderzoeksgroep dat er simpelweg weinig van de juiste gesteenten beschikbaar zijn voor wetenschappers om te bestuderen.
Omdat paleontologen naar fossielen zoeken in oude lagen van de aardkorst die sindsdien aan de oppervlakte zijn gekomen, is het alsof je aan ‘een puzzel werkt waarvan de helft van de stukjes ontbreekt’, zegt Dean.
Verval
Toen de onderzoekers ecologische modellen – met informatie over de geologie en geografie – gebruikten om het aannemelijke aantal dinosaurussen in die gebieden te schatten, suggereerden hun berekeningen dat het totale aantal dinosaurussen stabiel bleef voor de inslag van de planetoïde. Er waren niet minder dinosaurussen in die tijd; we hebben alleen minder kans om ze te vinden, zegt Dean. ‘Het lijkt erop dat ons vermogen om dinosaurussen te ontdekken meer invloed heeft op de patronen die we zien in de fossielenbestanden dan iets anders.’
Volgens zoöloog Manabu Sakamoto van de Reading Universiteit in het Verenigd Koninkrijk, die niet betrokken was bij het onderzoek, voegt dit iets toe aan het groeiende onderzoek dat suggereert dat er een vertekening is in het aantal fossielen dat paleontologen kunnen vinden in Noord-Amerika in de 9 miljoen jaar voorafgaand aan de inslag. Toch, zegt hij, verandert dit niets aan het grotere beeld dat dinosaurussen al in verval waren voordat de planetoïde insloeg.
Dinosaurusdiversiteit
Zelfs als dinosaurussen tegen het einde van het Krijt nog steeds alom aanwezig waren, lijkt er niet veel variatie te zijn in hun soorten. Sakamoto’s onderzoek suggereert dat tijdens de 175 miljoen jaar dat dinosaurussen op aarde rondzwierven, de snelheid waarmee nieuwe soorten dinosaurussen verschenen gemiddeld afnam. Dat betekent dat er meer dinosaurussoorten uitstierven dan dat er nieuwe ontstonden.
Deze langetermijnafname in dinosaurusdiversiteit lijkt nog steeds te kloppen, zegt Sakamoto. Ondanks dat het nieuwe fossielen-onderzoek een vertekening suggereert. Sakamot: ‘Die twee dingen sluiten elkaar niet uit.’