Het gebied waar ooit de grootste nucleaire ramp plaatsvond, is nu een levendige wildernis geworden. Tsjernobyl is overgenomen door dieren als herten, elanden en wilde zwijnen.
Hierdoor vertoont het veel overeenkomsten met beschermde natuurreservaten in de omgeving. Wolven komen op de vervuilde plek zelfs zeven keer zo veel voor als in omliggende gebieden.
Direct nadat de reactor in 1986 explodeerde, zijn 116.000 mensen hun woonplaats ontvlucht. In latere jaren zijn er nog eens 220.000 op een andere plek gaan wonen. Dat maakte een zone van 4200 vierkante kilometer in Wit-Rusland en Oekraïne sindsdien onbewoond.
Nieuwe technologie onthult het verborgen leven van dinosauriërs
Van migrerende planteneters tot toegewijde ouders: paleontologen ontrafelen stukje bij beetje het gedrag van dinosauriërs.
Mens-vrije gebieden
‘Hoe groot de negatieve effecten van de straling ook zijn, ze zijn niet zo groot als de negatieve effecten die mensen op een gebied hebben,’ zegt Jim Smith van de universiteit van Portsmouth in het Verenigd Koninkrijk. ‘We zeggen niet dat er helemaal geen stralingseffecten zijn, maar we zien geen effecten op populaties als geheel.’ De boodschap is duidelijk, vindt hij. ‘De dingen die wij mensen doen, zoals een gebied overnemen, en bosbouw en landbouw bedrijven, zijn de dingen die de omgeving schade toe brengen.’
‘De opvallende bevindingen uit Tsjernobyl laten zien dat de natuur kan floreren als de mens het maar met rust laat,’ zegt Bill Laurance van de James Cook universiteit in Cairns, Australië. ‘Dit benadrukt het belang van mensvrije gebieden op de planeet.’
Veerkracht
Lee Hannah van Conservation International zegt dat Tsjernobyl een bewijs is van de veerkracht van de natuur. ‘Deze wilde plekken kunnen opnieuw ontstaan als we ze een kans geven, maar dat willen we niet laten afhangen van nucleaire rampen,’ zegt hij.
Smith analyseerde de data die werd verzameld door zijn collega’s van de Pollessye State Radiologisch Reservaat. Dit onderzoek is de grootste studie naar wildlife in het gebied sinds de ramp. De wetenschappers deden tussen 2008 en 2010 uitvoerig onderzoek naar reeën, elanden, edelherten, wilde zwijnen en wolven. Het onderzoek bestond onder andere uit het tellen van sporen in de sneeuw over 35 routes. In totaal was de lengte van deze sporen 315 kilometer.
Het sporenonderzoek werd voor ten minste twee en soms drie achtereenvolgende jaren herhaald. Bij voorgaande studies werd dat enkel tijdens één winter gedaan. Ze gebruikten dezelfde procedures in vier vergelijkbare, maar onvervuilde natuurreservaten. In Tsjernobyl bleek de dichtheid van de dierenpopulaties even groot, of zelfs groter dan in de andere gebieden.
Stralingsniveau
Ook werd historische data over dierendichtheden uit de eerste periode na de ramp opnieuw geanalyseerd. Dit werd vergeleken met de niveaus van cesium-127 van dit moment. Cesium-127 geeft een indicatie van het stralingsniveau. Smith berekende dat de overleving van dieren weinig beïnvloed werd door reststraling. Hij zegt dat de impact op dieren het grootst was in het eerste jaar na de ramp. Dit kwam voornamelijk door isotopen als iodine-131 en technetium-99. Deze zijn extreem giftig, maar hebben een korte levensduur. ‘In 1987 was de concentratie al zo laag dat acute gevolgen werden voorkomen,’ zegt Smith.
In de zwaarst getroffen gebieden worden dieren nu blootgesteld aan een stralingsdosis rond een milligray per dag. Dat is ongeveer een tiende van de dosis die iemand tijdens een CT-scan van de buik zou krijgen. Smith wil er achter komen of deze dagelijkse dosis schadelijke mutaties veroorzaakt. Hiervoor vergelijkt hij de hoeveelheid mutaties in vissen uit Tsjernobyl met vissen uit een niet verontreinigde omgeving.
Resistentie
Mike Wood van de universiteit van Salford in het Verenigd Koninkrijk, zegt dat hoewel het dierenrijk floreert, het bij de grote dieren te vroeg is voor stralingsresistentie door evolutie. Voortplanting gaat daarvoor niet snel genoeg. ‘De studieresultaten bevestigen wat vele wetenschappers al lang vermoedden: de invloed van straling op de natuur is veel minder groot dan de invloed van de mens,’ zegt Wood. Hij wijst er wel op dat sommige studies een negatief effect hebben aangetoond op insectenpopulaties bij een relatief lage straling. ‘Er zijn langlopende studies om te evalueren in welke mate de straling invloed heeft op insecten en zoogdieren.’
Altijd op de hoogte blijven van het laatste wetenschapsnieuws? Meld je nu aan voor de New Scientist nieuwsbrief.
Lees verder: