UMTS, zo luidt het nieuwe toverwoord. Universal Mobile Telecommunications System. Internationaal maken telecommunicatiecommissies nog allerlei afspraken over de techniek en bedrijven ontwikkelen de benodigde applicaties. Niettemin veilen diverse landen al UMTS-frequenties. Minister Zalm verwacht dat dit in Nederland zo'n twintig miljard gulden zal opleveren.


UMTS vormt de derde generatie draadloze communicatie. De tweede generatie, gsm, is inmiddels uitgegroeid tot een wereldwijd communicatiesysteem. Dat ging zo snel, dat bijvoorbeeld het prestigieuze iridiumproject – communicatie via een verzameling geostationaire satellieten – geen echte kans heeft gehad.
Het nieuwe communicatiesysteem brengt in de praktijk wat sciencefictionschrijvers dertig jaar geleden beschreven. Overal ter wereld kunnen gebruikers met de opvolger van de gsm videobeelden en spraak uitwisselen. Wat we nu met moeite door telefoonlijnen en kabels versturen, kan straks ook moeiteloos door de ether. Dit vormt een belangrijke stap vooruit, al is de ontvangstcapaciteit van de tweede generatie mobiele telefonie, de gsm-netwerken, de laatste jaren gegroeid. Gsm begon ooit met 9,6 kilobit per seconde (net zo snel als een gewone fax) tot 115 kilobit per seconde en straks tot 384 kilobit per seconde. Die snelheid maakt Wireless Application Protocol (WAP), een vereenvoudigd internet via aangepaste mobiele telefoons, aantrekkelijk. UMTS gaat veel verder. Het staat informatiestromen met snelheden tot twee miljoen bit per seconde toe. Dat maakt mobiel werken en surfen mogelijk. UMTS is zo ontworpen dat als de techniek het toelaat nog grotere datastromen mogelijk zijn. In 2002 zullen de eerste mensen onderweg razendsnel internetten en beeldtelefonie bedrijven.
De overstap naar UMTS houdt in dat alle aanbieders – diegenen die de concessies bij de huidige veiling verkrijgen – een nieuw antennenet moeten installeren. Met name in dichtbevolkte gebieden moeten er veel meer antennes komen. Een van de uitgangspunten is dat de cellen rond een antenne niet altijd even groot hoeven te zijn. In dichtbevolkte gebieden kunnen ze kleiner zijn, in landelijke streken veel groter. Waar cellen elkaar overlappen, neemt het basisstation dat de beste ontvangst en ruimte heeft, de verbinding op zich.
De protocollen voorzien een decentrale opsporing van gebruikers. Daarin wijkt UMTS af van de gsm-netwerken, die vrij centraal bijhouden waar welke gebruiker zich ophoudt. Die decentrale structuur is niet het enige dat aan internet doet denken. Een ander belangrijk verschil is namelijk dat het verzenden van signalen bij UMTS plaatsvindt in de vorm van datapakketjes.
De afgelopen maanden hebben enkele landen al frequentiebanden uitgedeeld. Het lijkt voorbarig, maar het maakt straks wel een vlotte start mogelijk. Gsm werkt met frequenties rond ongeveer 900 MHz. Voor UMTS zijn nieuwe, onbezette frequentiebanden nodig. De Europese overheden stellen frequentiebanden rond 2000 Mhz beschikbaar voor UMTS. Een frequentieband van bijvoorbeeld 60 MHz breed, kan een land toewijzen aan meer aanbieders. Wil een aanbieder zijn gebruikers alle aantrekkelijke mogelijkheden van het systeem bieden, dan heeft hij wel een bandbreedte van 15 MHz nodig. Als overheden kiezen voor meer aanbieders, dan krijgen die daardoor kleinere bandbreedten en dat beperkt de kwaliteit. We wachten met spanning af hoe straks in juli in Nederland de UMTS-veiling verloopt.

Erick Vermeulen