De ademhaling van mensen die geboren zijn zonder reukvermogen is anders dan die van mensen die wel kunnen ruiken. Dit biedt mogelijk een verklaring voor de hogere gezondheidsrisico’s die zij lopen.

Een onderzoeksteam van The Azrieli National Institute for Human Brain Imaging and Research in Israël onderzocht of de ademhaling van mensen zonder reukvermogen verschilt van die van mensen met reukvermogen. De onderzoekers concluderen dat mensen die kunnen ruiken per inademing minstens één extra moment hebben waarbij de luchtstroom door de neus een piek bereikt.

De laatste jaren wijst steeds meer wetenschappelijk onderzoek erop dat mensen die niet kunnen ruiken een lagere levensverwachting hebben en vaker last hebben van psychische klachten. De onderzoekers vermoeden dat het verschil in ademhaling hier een rol bij speelt. Ze publiceerden hun resultaten in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Communications.

Hoe beïnvloeden sociale contacten het microbioom?
LEES OOK

Hoe beïnvloeden sociale contacten het microbioom?

We gingen er lang van uit dat het microbioom wordt gevormd tijdens de babytijd. Inmiddels blijkt echter dat je latere leven bepalend is.

Snuffelen

Het onderzoeksteam monitorde 52 proefpersonen voor een periode van 24 uur. 31 proefpersonen hadden aangeboren anosmie, een aandoening waarbij je geboren wordt zonder reukvermogen. De rest van de groep kon wel ruiken.

Mensen met en zonder anosmie bleken evenveel te ademen, maar bij mensen zonder anosmie bevatte iedere ademhaling minstens één extra piek waarbij de luchtstroom door de neus een hoogtepunt bereikte. In totaal hadden de proefpersonen die wel konden ruiken gemiddeld 240 pieken per uur meer dan de proefpersonen zonder reukvermogen. Deze extra pieken ontstaan waarschijnlijk doordat mensen zonder anosmie gewoonlijk onbewust snuffelen, waarbij ze de omgeving scannen op geuren zonder dat ze daar actief mee bezig zijn.

Om uit te zoeken of de extra inademingspieken van mensen die kunnen ruiken een reactie zijn op aanwezige geuren, werden deze proefpersonen ook in een geurloze ruimte geplaatst. Daar bleken ze net zoveel inademingspieken te hebben als mensen die niet kunnen ruiken. Het lijkt er dus op dat de ademhalingsverschillen niet veroorzaakt worden door een inherent ander ademhalingspatroon, maar doordat mensen die wel kunnen ruiken reageren op hun omgeving.

Ondergeschikt zintuig

Hoewel sinds covid meer onderzoek wordt gedaan naar reukverlies, is er nog weinig bekend over anosmie. Psycholoog Monique Smeets, van de Universiteit Utrecht, vindt dat zorgelijk: ‘Veel mensen twijfelen aan de waarde van het reukvermogen en zien dit als ondergeschikt aan bijvoorbeeld kunnen zien, maar de reuk is wel degelijk heel belangrijk. Uit het onderzoek dat er is, blijkt dat reukverlies grote impact heeft op iemands kwaliteit van leven.’

Uit eerdere medische en psychologische onderzoeken bleek al dat reukverlies vaak samengaat met depressie, sociale isolatie en emotionele afstomping. Bovendien is de levensverwachting van mensen met anosmie lager dan die van mensen zonder anosmie. Waarom dit zo is, is niet helemaal duidelijk, maar de Israëlische onderzoekers denken dat de ademhalingspatronen die zij ontdekten hier een rol bij spelen.

Wanneer je inademt, brengt de luchtstroom een reactie in de hersenen teweeg. Mogelijk hebben mensen zonder reukvermogen daarom minder, of in ieder geval andere, hersengolven dan mensen met reukvermogen, stellen de Israëlische onderzoekers. Maar hoe dat precies werkt, leggen de onderzoekers niet uit. Smeets: ‘Dat is ook moeilijk te meten. Er moet nog veel onderzoek plaatsvinden om de link tussen de ademhaling en gezondheid van mensen met anosmie goed te onderbouwen, maar dit artikel is een mooi begin.’

Verworven anosmie

Tot nu was het meeste onderzoek naar ruiken gericht op mensen die gedurende hun leven hun reukvermogen verliezen. Zij zien dit verlies vaak als een gemis en ervaren hun leven anders dan voorheen. Dit onderzoek gaat juist over mensen die al vanaf hun geboorte niet meer kunnen ruiken. KNO-arts Digna Kamalski, van het UMC Utrecht, wil daarom voorzichtig met de resultaten omspringen: ‘Bij mensen met aangeboren anosmie is er geen reukzenuw. Dit is wezenlijk anders dan bij mensen met verworven anosmie, die die zenuw wel hebben. De vraag is of mensen met verworven anosmie de ademhalingspatronen die de onderzoekers vonden ook laten zien.’

Toch denkt Smeets dat de resultaten relevant zijn voor beide groepen. ‘Of mensen met aangeboren anosmie ook emotionele afvlakking ervaren weet ik niet, maar onderzoek naar de hersenprocessen bij snuffelen en ademhalen is in het algemeen belangrijk als we willen begrijpen waarom de mortaliteit hoger is bij mensen die niet kunnen ruiken.’