Canadese onderzoekers vermoeden dat ouders minder mutaties doorgeven aan hun kinderen dan eerder gedacht.
Dat blijkt uit onderzoek van Philip Awadalla aan de universiteit van Montreal. Hij heeft zich gestort op het vergelijken van genetische informatie van mensen, zoals in het 1000 genomes-project en bij de bevolking van Quebec.
Volgens Awadalla gaat menselijke evolutie driemaal trager dan gedacht. Gemiddeld geven volgens zijn metingen ouders zo’n dertig mutaties door aan hun kinderen, veel minder dan de honderd tot tweehonderd mutaties waar wetenschappers tot nog toe van uitgingen.
Softies? Sneeuwvlokjes? Niks daarvan – Gen Z is superkrachtig, zegt deze neurowetenschapper
Niks sneeuwvlokjes. Volgens neurowetenschapper Eveline Crone zijn hedendaagse jongeren juist sterk in een extreem ingewikkelde tijd.
Twee families
Voor dit onderzoek bestudeerde Awadalla met zijn team de genetische informatie van twee families, elk bestaande uit een vader, een moeder en een kind. Het genoom van een mens bestaat uit circa zes miljard nucleotiden, de helft afkomstig van de vader, de andere helft van de moeder. Eén van de hypothesen was dat vaders meer mutaties doorgaven dan moeders. In een gezin gaf de vader inderdaad zesmaal meer mutaties door dan de moeder, maar omdat in het andere gezin de moeder nog meer mutaties doorgaf, ligt deze hypothese nu onder vuur.
Volgens Awadalla is in ieder geval duidelijk dat de hoeveelheid mutaties per persoon verschilt en dat misschien sommige mensen beschikken over mechanismen die mutaties voorkomen of ongedaan maken.
De geringere doorgifte van mutaties aan het nageslacht is niet alleen van belang voor meer inzicht in het ontstaan van erfelijke ziekten. Hij nodigt ook uit tot herberekeningen waar wetenschappers eerder op basis van gemeten mutaties in DNA hebben vastgesteld wanneer menselijke voorouders hebben geleefd.